8.6
Product inschakelen
Aanwijzing
Het product heeft geen aan-/uit-schakelaar. Zo-
dra het product wordt aangesloten op het elektrici-
teitsnet, is het ingeschakeld.
1.
Schakel het product via de lokaal geïnstalleerde schei-
dingsinrichting in.
◁
Op het display verschijnt het startscherm.
◁
Op het display van de systeemregelaar verschijnt de
"basisweergave".
◁
Start de producten van het systeem.
◁
CV- en warmwatervraag zijn standaard geactiveerd.
2.
Als u het warmtepompsysteem na de elektrische instal-
latie voor de eerste keer in gebruik neemt, worden au-
tomatisch de installatieassistenten van de componen-
ten gestart. Stel de vereiste waarden eerst aan het be-
dieningsveld van de binnenunit in en pas dan bij de sys-
teemthermostaat en de andere systeemcomponenten.
8.7
Elektrische extra verwarming vrijgeven
De regeling van de elektrische hulpverwarming volgt auto-
matisch en afhankelijk van de behoefte. Stel hier aan het be-
dieningsveld van de binnenunit het maximumvermogen van
de elektrische hulpverwarming in.
In de systeemthermostaat kunt u kiezen of de elektrische
extra verwarming moet worden ingezet voor het CV-bedrijf,
het warmwaterbedrijf of voor beide.
▶
Activeer de interne elektrische hulpverwarming met een
van de vermogensniveaus.
▶
Roep de diagnosecode D.358 op en stel het type stroom-
voorziening in:
–
0 = 230 V, 1 = 400 V
▶
Roep de diagnosecode D.226 op en stel het vermogen
van de elektrische hulpverwarming in:
–
230 V: 1 - 6 kW, 400 V: 0 = extern, 1 - 9 kW
▶
U kunt de vermogenstrappen van de elektrische hulpver-
warming in de tabellen in de bijlage terugvinden.
Hulpverwarming 5,4 kW bij 230 V (→ Pagina 50)
Hulpverwarming 8,54 kW bij 400 V (→ Pagina 50)
▶
Zorg ervoor dat het maximale vermogen van de elektri-
sche hulpverwarming het vermogen van de zekering van
het elektrische huissysteem niet overschrijdt.
8.8
Legionellabescherming instellen
▶
Stel de legionellabeveiliging via de systeemthermostaat
in.
Voor een voldoende legionellabescherming moet de elektri-
sche hulpverwarming geactiveerd zijn.
Voorwaarde: Interne elektrische hulpverwarming gedeactiveerd of externe
hulpverwarming
De legionellabescherming is binnen het buitentemperatuur-
bereik van -10 °C tot +30 °C zonder hulpverwarming moge-
lijk, buiten dit temperatuurbereik alleen met geactiveerde in-
terne en externe hulpverwarming.
Een externe hulpverwarming moet intrinsiekveilig zijn, d.w.z.
tegen oververhitting zijn beveiligd. Een externe hulpverwar-
ming moet via een scheidingsrelais op het contact X14 wor-
den aangesloten. Op de regelaar van de binnenunit moet on-
0020291585_01 GeniaSet Mono Installatie- en onderhoudshandleiding
der D.359 naar externe hulpverwarming worden omgescha-
keld.
8.9
Installateurniveau oproepen
1.
Druk 7 seconden lang op de toets
◁
De waarde 00 wordt weergegeven.
2.
Stel de waarde 35 (toegangscode) in.
3.
Bevestig met de toets
8.10
Configuratie controleren
Via de diagnosecodes kunt u de belangrijkste installatiepara-
meters nog een keer controleren en instellen.
Om de diagnosecodes te configureren, drukt u 7 seconden
op de toets
. Voer de code 35 in en kies de gewenste
diagnosecode met de toetsen
.
De lijst met diagnosecodes is te vinden in de bijlage.
Diagnosecodes (→ Pagina 47)
8.11
Vuldruk in afgiftecircuit weergeven
Het product beschikt over een druksensor in het CV-circuit
en een digitale drukindicatie.
U kunt de druk direct in de bedrijfsweergave aflezen.
8.12
Functie en dichtheid controleren
Voor u het product aan de gebruiker overhandigt:
▶
Controleer de CV-installatie (warmteopwekker en instal-
latie) en de warmwaterleidingen op dichtheid.
▶
Controleer of de afvoerleidingen van de ontluchtingsaan-
sluitingen correct geïnstalleerd zijn.
8.12.1 CV-functie controleren
▶
Start het testprogramma P.04.
8.12.2 Warmwaterbereiding controleren
▶
Controleer, of de boiler wordt ontlucht en de warmwater-
temperatuur wordt bereikt.
8.13
Systeemregelaar in gebruik nemen
Volgende werkzaamheden voor de ingebruikneming van het
systeem werden uitgevoerd:
–
De montage en elektrische installatie van de systeem-
thermostaat en van de buitentemperatuursensor is afge-
sloten.
–
De ingebruikneming van alle systeemcomponenten (be-
halve systeemthermostaat) is afgesloten.
Volg de installatieassistent en de gebruikers- en installatie-
handleiding van de systeemthermostaat.
Ingebruikname 8
.
.
en
links van de toets
29