Bedieningshandleiding
Controles
13 Door het wieltje C te gebruiken probeer de toren
kloksgewijs en tegenkloksgewijs te draaien.
Resultaat: Alle functies moeten actief zijn en
coherent verlopen.
Linker joystick:
14 Activeer de bedieningshendel en probeer de
arm omlaag te brengen en de vorken vooruit en
achteruit te bewegen.
Resultaat: Alle functies moeten actief zijn en
coherent verlopen.
15 Door op de knop A te drukken en de
bedieningshendel te activeren probeer het
eindwerktuig te blokkeren en te deblokkeren.
Controle van de stuurbediening
16 Druk op de rechterzijde van de schakelaar om de
stuurbediening van de vier wielen te selecteren.
17 Controleer de werking door het stuur ongeveer
¼ draaiing in alle richtingen te laten maken.
Resultaat: De voorwielen moeten in dezelfde
richting als het stuur draaien; de achterwielen in
de tegenovergestelde richting.
18 De wielen uitlijnen.
19 Breng de keuzeschakelaar op de centrale
stand om de stuurbediening op twee wielen te
selecteren.
20 Controleer de werking door het stuur ongeveer
¼ draaiing in alle richtingen te laten maken.
Resultaat: De voorwielen moeten in dezelfde
richting als het stuur draaien; de achterwielen
moeten stil blijven.
21 De wielen uitlijnen.
22 Breng de keuzeschakelaar op de "krabbeweging".
23 Controleer de werking door het stuur ongeveer
¼ draaiing in alle richtingen te laten maken.
Resultaat: De voorwielen en de achterwielen
moeten in dezelfde richting als het stuur draaien.
Controle van de transmissie en de remmen
24 Vergewis u ervan dat de arm helemaal omlaag
en ingeschoven is.
60
25 Druk op het dienstrempedaal.
26 Breng de hendel voor de selectie van de
voortbeweging op de vooruit beweging. Laat het
dienstrempedaal geleidelijk los. Zodra de machine
begint te bewegen, druk op het dienstrempedaal.
Resultaat: De machine moet eerst vooruit
bewegen en dan plotseling stoppen.
27 Breng de hendel voor de selectie van
de voortbeweging op achteruit. Laat het
dienstrempedaal geleidelijk los. Zodra de machine
begint te bewegen, druk op het dienstrempedaal.
Resultaat: De machine moet achteruit
bewegen en dan plotseling stoppen. Met de
voortbewegingshendel op achteruit, moet het
achteruitrij geluidssignaal luiden.
28 Breng de hendel voor de selectie van de
voortbeweging op neutraal.
29 Trek de parkeerremhendel omhoog.
Resultaat: Het rode controlelampje van de
parkeerrem moet aangaan om aan te geven dat
de rem ingeschakeld is.
30 Breng de hendel voor de selectie van de
voortbeweging eerst op vooruit en vervolgens
op achteruit.
Resultaat: De machine moet niet bewegen.
31 Breng de parkeerremhendel omlaag. Het
uitgaan van het controlelampje geeft aan dat de
parkeerrem uitgeschakeld is.
Controle van de stabilisatoren
32 Met de knoppen 34 de stabilisatoren helemaal
omlaag en helemaal omhoog brengen.
Resultaat: De stabilisatoren moeten werkzaam
zijn.
33 Breng de arm hoger dan 2 meter.
Resultaat: De stabilisatoren moeten niet werkzaam
zijn.
Controle van de lichten
34 Controleer de werking van alle lichten.
GTH-4016 SR - GTH-4018 SR
Tweede Uitgave - Eerste Druk
Code 57.0009.0564