— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
NAAISTEKEN
Patroongegevens invoeren
Volg het patroon op het raster en programmeer het
patroon in de naaimachine.
a
Bevestig monogrammenvoet "N".
• Zie "Persvoet verwisselen" (pagina 41) voor
meer informatie.
b
Zet de machine aan.
c
Selecteer
(nr. 99 van
met
).
Druk op
(decoratieve steektoets) en typ
vervolgens "99" met de cijfertoetsen.
Er wordt een scherm weergegeven waarin u
een patroon kunt invoeren.
1
2
a Nummer van het huidige punt/Totaal aantal
punten
b Horizontale coördinaat (0–79)
c Verticale coördinaat (0–14)
130
d
Kijk op de rasterset en geef de coördinaten van
het eerste punt op.
Druk op
om de horizontale coördinaat te selecteren en
druk op
de verticale coördinaat te selecteren, en druk
vervolgens op
a Steekbreedtetoetsen
b Steeklengtetoetsen
, geselecteerd
e
Geef de coördinaten van het tweede punt op
en druk vervolgens op
Geef op of u enkelvoudig of drievoudig wilt
f
stikken tussen de punten.
Druk op
om
3
op
en op
(steekbreedtetoetsen)
en op
(steeklengtetoetsen) om
(OK-toets ).
1
Er verschijnt een scherm waarin u de
instellingen kunt opgeven voor de steken
tussen de twee punten.
en op
(steekbreedtetoetsen)
te selecteren voor enkelvoudig stikken of
voor drievoudig stikken, en druk vervolgens
(OK-toets ).
Er verschijnt een scherm om de volgende
handeling te kiezen.
2
(OK-toets ).