8 - INBEDRIJFSTELLING
Houd u bij alle werkzaamheden aan het koudemiddel circuit aan de geldende milieuvoorschriften.
Na het aansluiten van de elektrische en hydraulische leidingen, stelt u de unit in bedrijf met controle van de volgende stappen:
- Controleer het vastzitten van de elektrische aansluitingen;
- Controleer de wateraansluitingen (aansluitrichting intrede/uittrede);
- Controleer of de kast van binnen schoon is, en dat er geen vreemde voorwerpen in aanwezig zijn;
- De voedingsspanning en de kalibratie van de thermische beveiligingen controleren aan de hand van de stroomsterkte van de
verschillende elementen,
- Controleer de hoogte van de sifon;
- Ontlucht de batterijen via de ontluchters;
- Controleer de dichtheid van de circuits en zet het ventiel opnieuw vast indien nodig,
- Voor het instellen van de setpoints raadpleegt u de handleiding van de "µAIR CONNECT 2"
- Het luchtdebiet kan handmatig worden aangepast met behulp van de frequentieregelaar;
- Bij een Master/Slave-systeem controleert u de verbindingskabel tussen de kasten;
- Trek vacuüm in de installatie tot een waarde van -0,1 MPa (-760 mm Hg);
- Breng de vereiste hoeveelheid koudemiddel in (voor de vullingen, zie hoofdstuk "Koudemiddelcircuit");
- Het inschakelen van de verschillende elektrische onderdelen, regelorganen en alarmen simuleren.
- Verder gaan met het controleren van het vermogen.
► Standaard componenten:
- Temperatuuralarm,
- Luchthoeveelheid
- Condensing-unit
- Ventilatormotorunit
► Optionele componenten:
- Alarm temperatuurondergrens,
- Bekrachtiging van de extern contacten,
- Elektrische batterij
- Bevochtiger
- Warm waterventiel
- Controleer de reinheid van het voedingswater van de bevochtiger (optie),
- Controleer na een paar uur draaien de vervuiling van het filter, met name in geval van een filter F7/ePM1 60%.
NL-19
EXPAIR
TM