Gebruik de toetsen A> en B< om de te bewerken gebruiker te selecteren. Wanneer u op ent
drukt, worden de opties voor die gebruiker weergegeven, te beginnen met de optie PIN.
Nogmaals, u kunt de toetsen A> en B< gebruiken om tussen de opties te schakelen. Wanneer u
op de toets ent drukt, kan de weergegeven optie worden gewijzigd. De meeste gebruikers
kunnen alleen de optie PIN benaderen. Alleen Master-gebruikers kunnen de andere functies
benaderen. De programmeerbare opties voor de gebruiker worden hieronder weergegeven:
1 = Wijzig code
Hiermee kan een nieuwe pincode van 4, 5 of 6 cijfers worden opgegeven.
2 = Wijzig Type
Hiermee kan het type gebruiker worden geselecteerd. Er kan uit 4 soorten gebruikers worden
gekozen:
0 = Schoonmaker
1 = Gebruiker
2 = Manager
3 = Master
3 = Groep(en)
Als de groepskeuze is ingeschakeld kunnen de groepen waar de gebruiker toegang toe heeft
worden gewijzigd. De cijfers die op het display worden weergegeven, geven de groepen aan
waartoe de gebruiker toegang heeft. Druk op de gewenste cijfertoets om de groep in of uit te
schakelen.
4 = Wijzig Naam
Hiermee kunt u een label van 6 tekens aan de gebruiker toewijzen om de identificatie tijdens de
weergave van het gebeurtenislogboek te vergemakkelijken.
5 = RF Keyfob
Hiermee kan een draadloze keyfob aan de gebruiker worden toegewezen. Het serienummer van
de fob wordt op de onderste rij weergegeven. Als een nieuwe fob moet worden toegewezen,
moet deze als volgt worden 'geleerd':
1.
Druk op de stertoets * om het leerproces te starten.
2.
Druk op de keyfob op een willekeurige toets. Op het display wordt aangegeven
of de bewerking is geslaagd.
Als een keyfob moet worden verwijderd, drukt u terwijl het serienummer wordt weergegeven op
de toets B< om het serienummer te verwijderen en drukt u vervolgens op ent.
6 = Prox-tag (alleen Mk7-keyprox-eenheden)
OPMERKING
voor het programmeren van prox-tags op een 6160 keyprox gebruikt u menu
5 = RF Keyfob maar in plaats van stap 1en 2 biedt u uw tag aan op het proxklavier
.
Met deze optie kan een prox-tag worden ingevoerd of verwijderd. Wanneer u deze optie opent,
wordt het serienummer weergegeven van de tag die op dat moment wordt geprogrammeerd. Als
u de huidige tag wilt verwijderen, drukt u op de toets B< totdat het serienummer is gewist en
drukt u vervolgens op ent. Als u een nieuwe tag wilt programmeren, wist u een eventueel
huidig serienummer en drukt u tegelijkertijd op de toetsen 1 en A>, en houdt u de nieuwe tag
voor het prox-symbool. Het nieuwe serienummer moet op het scherm worden weergegeven.
Druk op de toets ent om het nieuwe nummer op te slaan.
0 1
0 1
0 1 CODE 1
CODE 1
CODE 1 * 1 2 3 4
CODE 1
0 1
0 1
CODE 1
Gebr.(L2)
Gebr.(L2)
Gebr.(L2)
Gebr.(L2)
Gebr.(L2)
Kan alleen het systeem in- en uitschakelen.
Kan alledaagse taken uitvoeren maar kan geen fouten resetten.
Als Gebruiker maar kan fouten resetten.
Als Beheerder maar kan gebruikerscodes veranderen.
* 1 2 3 4
* 1 2 3 4
* 1 2 3 4
* 1 2 3 4
13