| Gebruiksaanwijzing veiligheidswerkbank | MSC-Advantage |
Hoofdstuk 4
16
Luchtintreesnelheid van de van buiten aangezogen lucht,
Circulatieluchtsnelheid van de luchtstroming,
Arbeidspositie van de voorruit.
Wanneer er veranderingen bij één van deze toestelfunctie worden herkend,
worden door het alarmsysteem tweeërl alarmmeldingen uitgegeven:
een akoestisch en een optisch waarschuwingssignaal.
Positiecontrole
Positiesensoren detecteren de positie van de frontruit en geven weer of ze in de
werkpositie geopend of gesloten is.
SmartFlow Indicator
De SmartFlow Indicator indicatie toont het compensatievermogen van de
afzuigregeling, als zich de ruit in de werkpositie bevindt en de ventilatoren zijn
ingeschakeld.
Filtersysteem
Afb. 4: Het filtersysteem bestaat uit twee HEPA-filters [5] en [2] voor de circulatie- en
afzuiglucht.
HEPA-Filter: Ruimtelucht [10] wordt door de arbeidsopening in de monsterruimte
gezogen. In het luchtkanaal vermengen zich de ruimtelucht en de toestelcirculatielucht [7]
tot menglucht [8]. Deze menglucht wordt:
proportioneel door de circulatieluchtfilter [5] gefilterd en gelijkmatig als zuiverste
lucht [6] in de monsterruimte van het toestel gevoerd,
door de afzuigluchtfilter [2] gefilterd en als zuiverste lucht [1] in de toestelomgeving
afgegeven.
Aanzuigbescherming: In het luchtkanaal van de monsterruimte naar het plenum zijn onder
het werkblad meerdelige beschermroosters [9] geïnstalleerd als aanzuigbescherming. De
beschermroosters verhinderen dat grotere delen in het plenum terechtkomen en de
werking van de ventilatoren [3], [4] en filters [2], [5] negatief beïnvloeden. De
beschermroosters kunnen uit het toestel genomen worden voor de reiniging.