11
Inbedrijfstelling
Voor de ingebruikname moet het hoofdstuk
Controleer voor het inschakelen of
• het gereedschap stevig vastgeklemd zit,
• de machinetafel en de omheining schoon en vrij van voorwerpen zijn,
• de afschermingen zijn gemonteerd overeenkomstig de voorschriften,
• het afzuigsysteem is aangesloten en functioneert
• en de draairichting wordt aangepast aan het gereedschap en de bewerking.
11.1 In- en uitschakelen
Wanneer de freesspindel zonder gereedschap wordt gestart, moeten alle freesringen en de
klemschroef worden aangebracht en vastgezet.
11.1.1 Keuze van de draairichting
Selecteer vooraf de draairichting van de spil door op de overeenkomstige toets te drukken:
Linksom draaien (conventioneel frezen):
→ Draairichting (links) van de frees (omschakeling alleen mogelijk bij stilstand).
Rechtsom draaien (meelopend frezen):
→ Draairichting (rechts) van de frees (omschakeling alleen mogelijk bij stilstand).
De gekozen draairichting wordt aangegeven doordat de knop oplicht.
Vermijd meelopend frezen, want dat verhoogt het risico op ongelukken aanzienlijk!
11.1.2 De freesspindel inschakelen
Controleer voor u begint of er geen gereedschapssleutel in de spindel zit!
•
Zet de hoofdschakelaar (1) rechts onder het tafelblad in stand "I".
•
Stel de gewenste snelheid in door de riem te verwisselen (zie 12) met de onderhoudsdeur (20) open.
→ De ingestelde snelheid wordt weergegeven op het touchscreen van de positioneerbesturing.
•
Schakel vervolgens de freesspindel in met de volgende schakelaar op het bedieningspaneel:
De freesspindel inschakelen:
Stelt de freesspindel in rotatie met de vooraf ingestelde snelheid en draairichting.
Begin pas te werken als de machine de volle snelheid heeft bereikt (na ongeveer 10 s).
11.1.3 De freesspindel uitschakelen
De freesspindel uitschakelen:
Schakelt de freesspindel weer uit en brengt deze tot stilstand (remtijd < 10 s).
BA_PH_245-20_NL_06-23.docx
5 "Veiligheid" zorgvuldig worden gelezen en opgevolgd!
38