6 - BESTURINGSSYSTEEM BEDIENING
6.9 - Nachtbedrijf
Met de functie Nachtbedrijf kunnen de gebruikers de eenheid
configureren met specifieke parameters te werken gedurende een
specifieke tijdsperiode. Gedurende de nachtperiode, wordt de
capaciteit beperkt. Het aantal draaiende ventilatoren verminderd.
(alleen in koelbedrijf).
De nachtperiode wordt gedefinieerd door een start- en een eindtijd
die hetzelfde zijn voor elke dag van de week. De nachtbedrijfinstellingen
en de capaciteitsbegrenzing kunnen worden geconfigureerd in het
Configuratiemenu (GENCONF – Algemene configuratie). Alleen
ingelogde gebruikers kunnen de nachtbedrijf instellingen wijzigen.
Instellen van het nachtbedrijf
1. Navigeer naar het Configuratiemenu (alleen ingelogde gebruikers).
2. Selecteer
General Configuration
configuratie).
3. Parameters instellen overeenkomstig het nachtbedrijf.
Startuur van nachtbedrijf [nh_start]
00:00 tot 24:00
Stopuur van nachtbedrijf [nh_end]
00:00 tot 24:00
Night Capacity Limit [nh_limit] (Nachtcapaciteit limiet)
0 tot 100%
100%
6.10 - Condensordrukregeling
De batterijdruk van elk circuit wordt bestuurd door maximaal twee
ventilatoren. 30RB_R/RQ_R eenheden zijn uitgerust met ventilatoren
met vast toerental en ventilatoren met variabel toerental voor hoger
deellastrendement en vermindering van geluidsniveau.
In koelbedrijf wordt de condensatiedruk onafhankelijk geregeld in elk
circuit gebaseerd op de verzadigde condensatietemperatuur. De
regeling past zijn setpoint permanent aan om optimale prestaties te
waarborgen en pendelgedrag van de ventilatoren te voorkomen.
In verwarmingsbedrijf wordt de verdampingsdruk onafhankelijk geregeld
in elk circuit gebaseerd op de verzadigde zuiggastemperatuur.
De regeling past permanent het setpoint aan om optimale prestaties,
werkingsduur en minimale aanvriezing van de batterijen te garanderen.
6.11 - Vrije koeling van droge koeler (DCFC)
30RB_R/30RQ_R-koelers kunnen gecombineerd worden met een
droge koeler die het energieverbruik verlaagt om energie en kosten
te besparen.
Door de installatie van een droge koeler is "vrije koeling" mogelijk - een
methode waarbij lage buitenluchttemperatuur wordt gebruikt voor het
koelen van water dat later wordt gebruikt in het airconditioningssysteem.
Het systeem is het meest effectief als de buitenluchttemperatuur lager
is dan 0°C (32°F).
Dit "droge koeler vrije koeling" bedrijfstype is mogelijk als de
buitenluchttemperatuur ("BLT vrije koeling") lager is dan de
temperatuur van het watersysteem en de geconfigureerde
startdrempelwaarde.
OPMERKING: de temperatuur van het watersysteem van de droge
koeler en de buitenluchttemperatuur voor de vrije koeling die de
regeling meet zijn alleen-lezen waarden die u kunt controleren
in het DC vrije koeling statusmenu (DCFC_STA).
De regeling maakt onderscheid tussen twee typen ventilatorregelingen
voor de optie van een vrije koeling van de droge koeler waarbij het
eerste type gebruikmaakt van ventilator trappen en het tweede type
een toerengeregelde ventilator gebruikt. Ook kan een gemengde
configuratie worden gebruikt (aansturing van vast en variabel toerental
ventilatoren).
Het droge koeler vrije koeling bedrijfstype is mogelijk als de
buitenluchttemperatuur ("BLT vrije koeling") bkger is dan de
temperatuur van het watersysteem en de geconfigureerde
startdrempelwaarde. Als echter is gebleken dat de koelcapaciteit van
de droge koeler onvoldoende is om het koelingssetpoint te bereiken,
dan wordt de mechanische koeling dan gestart (als de capaciteit van
de vrije koeling 100% is, kan de mechanische koeling worden gestart).
(GENCONF) (Algemene
6.12 - Detectie koudemiddellekkage (optie 159)
De regeling maakt de lekdetectie van koudemiddel mogelijk. Een of
twee extra sensoren die de koudemiddelconcentratie in de lucht
detecteren, moeten worden gemonteerd op het apparaat.
Als een van deze sensoren langer dan één uur een abnormaal
koudemiddelniveau detecteert (tijd ingesteld door servicetechnicus),
wordt het alarm geactiveerd maar blijft het apparaat werken.
6.13 - Detectie koudemiddellekkage
(optie 159C)
Vo o r u n i t s m e t o p t i e 1 5 9 C ( a f f a b r i e k g e m o n t e e r d e
lekkagedetectiesensors) detecteert de regelaar lekkages van R32-
koudemiddel.
Elk circuit kan voorzien worden van een R32-lekkagedetectiesensor.
Wanneer een koudemiddellekkage wordt gedetecteerd, wordt het
alarm geactiveerd en wordt de compressor gestopt (alarm 10227 voor
circuit A en alarm 10228 voor circuit B). Het betreffende circuit wordt
enkel gestopt als het lekkagealarm is ingeschakeld (USERCONF,
leak_alm = "ja").
De lekdetector voor koudemiddel helpt de milieueffecten te beperken
bij gaslekkage. De lekdetector is GEEN levensreddend apparaat.
De waarschuwing voor lekdetectie (waarschuwing/alarm)
instellen
1. Ga naar het configuratiemenu.
2. Selecteer User Configuration (USERCONF).
3. Stel Alarm lekkage?(159C) in [leak_alm].
Alarm lekkage?(159C) [leak_alm]
nee
Het circuit zal NIET worden uitgeschakeld wanneer er een
koudemiddellek wordt gedetecteerd ("WAARSCHUWING")
ja
Het circuit zal worden uitgeschakeld wanneer er een
koudemiddellek wordt gedetecteerd ("ALARM")
Zodra er een koudemiddellek wordt gedetecteerd, ongeacht de
instelling van het lekalarm (USERCONF, leak_alm) zal/zullen de
ventilator(en) worden opgestart wanneer de unit lokaal op UIT staat
of draait.
OPMERKING: de ventilatoren werken wanneer het alarm/de
waarschuwing voor lekdetectie actief is en 30 seconden nadat
het alarm/de waarschuwing is opgeheven.
De lekdetector(en) moeten ook regelmatig worden gekalibreerd om
te zorgen dat de apparatuur nauwkeurige metingen levert. Het
kalibreren mag alleen door servicetechnici worden uitgevoerd.
6.14 - Optie desuperheater
30RB_R/30RQ_R-eenheden kunnen zijn uitgerust met een
desuperheater die een beter energie management mogelijk maakt.
De desuperheater wordt gebruikt om de hoge druk, hoge temperatuur
warmte aan het koudemiddel te onttrekken om die te "desuperheaten"
naar een koudemiddel met een lagere druk. De damp die de
desuperheater in gaat is niet volledig gecondenseerd; en daarom moet
de koudemiddeldamp naar een tweede warmtewisselaar worden
gevoerd waar het condensatieproces plaatsvindt.
Let erop dat de desuperheater wordt ingeschakeld als het vraagcontact
van de desuperheater wordt gesloten.
Minimale condensatiesetpoint instellen
1. Ga naar het hoofdmenu.
2. Selecteer
Setpoint Configuration
configuratie).
3. Stel
Desuperheat Min SCT
Desuperheat Min SCT [min_sct] (Desuperheat min SCT)
26,7 tot 60°C
40°C
80 tot 140°F
104°F
6.15 - Regeling ontdooibedrijf
Als de buitenluchttemperatuur laag is met een hoge vochtigheidsgraad,
neemt het risico van ijsvorming op het oppervlak van de buitenbatterij
toe. Door het ijs op de buitenbatterij wordt de luchtdoorstroming
belemmerd en nemen de prestaties van de eenheid af. Om het ijs van
de batterij te verwijderen, schakelt de regeling de ontdooicyclus in
wanneer dit nodig is.
Tijdens de ontdooicyclus, werkt het circuit geforceerd in koelbedrijf.
Om te voorkomen dat het watersysteem afkoelt, kunnen optionele
(SETPOINT) (Setpoint
[min_sct] (Desuperheat min SCT) in.
43