124
Zenden
De scanner is aan en zendt. Ontdekte doelen worden op de PPI
(Plan Position Indicator) van de radar getekend.
Ú Notitie:
U kunt de radar ook in de verzendmodus zetten vanuit
het dialoogvenster Systeem regelingen.
Het radarbereik aanpassen
Het radarbereik wordt in het gedeelte systeeminformatie op het
radarbeeld weergegeven.
Gebruik de zoomknoppen om het bereik te vergroten of verkleinen.
Dubbel bereik
Ú Notitie:
Halo 20 ondersteunt dubbel bereik niet.
Wanneer het apparaat is aangesloten op een Halo radar (anders dan
Halo 20) kunt u de radar in de modus Dubbel bereik gebruiken.
De radar wordt in het menu radarbronnen getoond als twee
virtuele radarbronnen A en B.Het bereik en de bediening van iedere
virtuele radarbron is volledig onafhankelijk. De bron voor dubbele
radar kan op dezelfde manier worden geselecteerd voor een
bepaalde kaart of een bepaald radarpaneel zoals wordt beschreven
in "De radarbron selecteren" op pagina 124.
Ú Notitie:
Sommige bedieningselementen die verband houden
met de fysieke eigenschappen van de radar zelf zijn niet
onafhankelijk van de bron. Het gaat daarbij om Fast scan,
Antennehoogte, Sectoronderdrukking en Peilingsuitlijning.
Het aantal doelen dat voor elke virtuele radarbron kan worden
gevolgd hangt af van uw radarbron.
Voor iedere virtuele radarbron kunnen tot twee onafhankelijke
doeltrackingzones worden gedefinieerd.
Sector onderdrukking
Als de radar is geïnstalleerd in de buurt van een mast of constructie
kan dit leiden tot ongewenste weerkaatsingen of interferentie op
het radarbeeld. Gebruik de functie Sector onderdrukking om te
zorgen dat de radar niet meer scant in de richting van maximaal vier
sectoren.
Radar
| Vulcan Series Gebruikershandleiding