5.1.14 Voetafstandsbediening RTF 1
Na het aansluiten van de voetafstandsbediening gelden de volgende basisinstellingen:
• De bedrijfsmodus 2-takt wordt geactiveerd (de bedrijfsmodi 4-takt, spotArc en spotmatic zijn
geblokkeerd).
• De start-stopmodus en het eindprogramma worden uitgeschakeld.
• Het startprogramma wordt ingeschakeld.
5.1.14.1 Werkomgeving
De werkomgeving van de voetafstandsbediening kan binnen de stroombrongrenzen vrij worden
gedefinieerd. De ondergrens "
(hoofdstroom "
pedaalweg verdeelt zich overeenkomstig de ingestelde grenzen. Met de parameter
lasstroominstelling "
absoluut worden ingesteld.
Toepassingsvoorbeeld:
Ondergrens
60 %
60 %
5.1.14.2 Activeringsgedrag
Met deze f unctie wordt het reactiegedrag van de lasstroom tijdens de hoofdstroomfase aangestuurd. De
gebruiker heeft de keuze uit een lineair of logaritmisch reactiegedrag. De instelling logaritmisch is vooral
geschikt voor lassen met kleine stroomsterktes, bijvoorbeeld het lassen v an dunne platen. Dit
reactiegedrag maakt een betere doseerbaarheid van de lasstroom mogelijk.
De f unctie Reactiegedrag kan tussen de parameters van lineair reactiegedrag en logaritmisch
reactiegedrag (af fabriek) worden omgeschakeld > zie hoofdstuk 5.10.
099-00T500-EW505
30.1.2023
" dient daarbij voor het instellen van het startpunt en de bovengrens
") voor het instellen van het eindpunt van de voetafstandsbediening. De totale
" kan de ondergrens procentueel ten opzichte van de bovengrens (af fabriek) of
Bovengrens
100 A
200 A
Beschrijving van de werking
Werkomgeving voetafstandsbediening 0 %-100 %
tussen 60 A en 100 A
tussen 120 A en 200 A
Afbeelding 5-35
TIG-lassen
49