Installatie
Waarschuwingen vóór de installatie
De ketel dient om het water te
verwarmen tot een temperatuur onder
het kookpunt.
Hij moet worden aangesloten op een
verwarmingssysteem en tapwaternet
die beiden qua prestaties en vermogen
bij de ketel passen.
Voordat u de ketel aansluit dient u het
volgende te doen:
- spoel de leidingen van de installatie
grondig door zodat eventuele resten
van gesneden schroefdraden,
soldeerwerk en ander vuil, die de
normale werking van de ketel kunnen
verhinderen, verwijderd worden;
- controleer of de ketel geschikt is voor
werking met het beschikbare type
gas (lees het etiket op de verpakking
of het typeplaatje op de ketel);
- controleer dat er in het rookgaskanaal
geen vernauwingen zitten en er
geen rookgasafvoeren van andere
apparaten op uitkomen, behalve
als deze bestemd is voor meerdere
gebruikers, volgens de geldende
voorschriften;
- controleer dat bij het aansluiten op
al bestaande rookgaskanalen deze
perfect schoon zijn en dat er geen
afzettingen in zitten, aangezien deze
los kunnen raken en zodoende de
doorgang kunnen verhinderen. Dit
kan gevaarlijke situaties veroorzaken;
- controleer dat bij aansluiting op niet
geschikte rookgaskanalen deze
ingebouwd zijn;
- bij zeer hard water bestaat het risico
dat er kalkafzetting optreedt en het
rendement van alle onderdelen van
de ketel als gevolg afneemt.
Toestellen van het type C, waarvan
de verbrandingskamer en de
verbrandingsluchttoevoer volledig
gesloten zijn ten opzichte van de
omgeving, stellen geen enkele eis
aan de ventilatie en de grootte van de
kamer.
De apparaten van het type B11bs zijn
apparaten die worden aangesloten
op een open systeem. Zij worden
verbonden aan een rookgaskanaal
dat verbrandingsproducten buiten het
vertrek afvoert. De verbrandingslucht
wordt direct aan het vertrek onttrokken
waar de ketel is geïnstalleerd.
De rookgasafvoer wordt door middel
van een natuurlijke trek uitgevoerd. Dit
soort verwarmingsketel mag daarom
niet in een ruimte worden geïnstalleerd
die niet voldoet aan de geldende
voorschriften betreffende ventilatie.
Om het normale bedrijf van de
ketel niet te verhinderen moet de
temperatuur op de installatieplaats
binnen de daarvoor aangegeven
grenzen blijven en mogen
weersinvloeden niet direct tot de ketel
doordringen.
De ketel is ontworpen om aan de muur
gemonteerd te worden en mag niet op
planken of vloeren worden geplaatst.
De ketel moet op een geschikte en
gave muur worden gemonteerd, die
het gewicht ervan kan dragen. De
muur moet de toegang verhinderen tot
die onderdelen die onder elektrische
spanning staan en via de achterkant
van het frame te bereiken zijn.
Bij het maken van een kast bij de ketel
moet men de minimale afstanden
respecteren die de toegang tot de
onderdelen van de ketel mogelijk
maken.
OPGELET
Installeer het apparaat op een
stevige muur, die niet aan trillingen
is blootgesteld.
Geen enkel ontvlambaar voorwerp
mag zich in de nabijheid van de
ketel bevinden
Controleer dat het vertrek waar men
de installatie uitvoert en het net
waar men het apparaat op aansluit
aan alle voorschriften voldoen.
15