Indicatoren
Als één van deze indicatoren niet gaat branden terwijl dat zou moeten, laat dan uw dealer
controleren op problemen.
Honda SMART Key-indicator
Gaat branden wanneer de verificatie van het
●
voertuig en Honda SMART Key is voltooid en de
contactschakelaar kan worden gebruikt.
Gaat uit als de contactschakelaar in de
●
stand (On) wordt gezet.
Als de indicator van de Honda SMART Key
knippert:
(BLZ.110)
38
Indicator lage oliedruk
Gaat branden als de contactschakelaar
in de stand (On) wordt gezet.
Gaat uit na het starten van de motor.
Als de indicator gaat branden terwijl de
motor draait:
(BLZ.106)
Indicator hoge koelvloeistoftemperatuur
Gaat branden wanneer de koelvloeistoftemperatuur
de voorgeschreven waarde overschrijdt.
Als deze gaat branden tijdens het
rijden:
(BLZ.105)
PGM-FI-storingslampje (elektronisch
geregelde brandstofinspuiting) (MIL)
Gaat kort branden als de contactschakelaar in de
stand (On) wordt gezet.
Als dit gaat branden terwijl de motor draait:
(BLZ.107)