Controle en afstellen van stuurkabels
De besturing wordt geregeld met behulp van
kabels.
Deze kunnen na een tijdje gebruik oprekken, wat
betekent dat de instelling van de besturing kan
wijzigen.
De besturing wordt op de volgende manier
gecontroleerd en afgesteld:
1.
Verwijder de frameplaat door de bouten los
te maken (twee tegen het stuurservohuis).
2.
Zorg ervoor dat de kabels recht onder de
stuurkabelpoelie's in de frametunnel liggen.
Controleer de spanning van de stuurkabels
door de kabels tegen elkaar te drukken (bij
de pijlen). De kabels moeten zo
samengedrukt worden dat de afstand
tussen de kabels met de helft verminderd
wordt, zonder te veel kracht toe te passen.
Vervang de kabel als deze een beschadigde
kern heeft zodat er losse draden uit steken.
3.
Indien nodig kunnen de kabels gespannen
worden door de borgmoer los te draaien en
de stelmoer aan te draaien, (een kabel aan
iedere kant van de machine).
Hou de kabel tegen met bijv. een bahco
zodat hij niet ineen draait. Waneer de
afstelling aan de ene kant gedaan wordt, zal
de middenstand van het stuur beïnvloed
worden.
Span de kabels niet te hard aan, ze moeten
alleen tegen de stuurkrans getrokken
worden.
Controleer de kabelspanning na de
uitgevoerde afstelling volgens punt 2.
ONDERHOUD
8009-340
6008-212
8009-341
29
Nederlands-