• wanneer u zich in de buurt van randen bevindt of op verhoogde
oppervlakken
• wanneer u rijdt op zachte of ongelijke oppervlakken; zoals gras, gravel,
zand, ijs of sneeuw
• bij het rijden van een gebied met hoge tractie (bijv. een trottoir) naar een
gebied met lage tractie (bijv. gras)
• bij het draaien van de rolstoel
• wanneer u zich in smalle of besloten ruimtes bevindt
• wanneer u op oppervlakken rijdt die ribbels hebben waardoor de rolstoel
in een andere richting kan gaan bewegen.
Als u over een obstakel rijdt, moet u er altijd direct overheen gaan. U kunt
over obstakels rijden tot 75 mm (3"). Als u over hoge obstakels rijdt, bestaat er
een groter risico op kantelen en op schade aan de rolstoel. Wees u ervan
bewust dat het type veer en de instelling van invloed kunnen zijn op de
mogelijkheid van de rolstoel om obstakels te nemen. Als er een
autovergrendeling is geïnstalleerd op de rolstoel, is dit van invloed op de
afstand tot de grond.
Kruis geen obstakels onder een hoek
Gebruik van de rolstoel - 27