2
Start livebeeld.
Draai de selectieknop voor livebeeld
naar C en druk op de a-knop.
3
Pas scherpstelinstellingen aan.
Draai de selectieknop voor de
scherpstelstand naar AF en gebruik de
AF-standknop en instelschijven om het
volgende te selecteren:
• Autofocusstand: AF-S
• AF-veldstand: 5 (breed) of 6 (normaal)
4
Selecteer het middelste
scherpstelpunt.
Druk op het midden van de multi-
selector om het middelste
scherpstelpunt te selecteren.
5
Stel scherp.
Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen, zoom daarna
in op het beeld door het objectief om te controleren of het
onderwerp scherp in beeld is.
311