Belichting
Lichtmeting
Lichtmeting bepaalt hoe de camera de belichting instelt. De
volgende opties zijn beschikbaar:
Optie
Matrix: Produceert natuurlijke resultaten in de meeste situaties. De
camera meet een breed veld van het beeld en stelt de belichting in
volgens de verdeling van toonwaarden, kleur, compositie en met
L
G-, E- of D-type objectieven (0 322), afstandsinformatie
(3D-kleurenmatrixmeting III; met andere CPU-objectieven gebruikt
de camera kleurenmatrixmeting III waarbij 3D-afstandsinformatie
niet is inbegrepen).
Centrumgericht: De camera meet het gehele veld maar wijst het
grootste gewicht aan het middelste veld toe (als een CPU-objectief
is bevestigd, kan de grootte van het veld worden geselecteerd met
behulp van Persoonlijke instelling b6, Centrumgericht meetveld,
M
0 295; als er een objectief zonder CPU is bevestigd, dan is het veld
gelijk aan een cirkel met een diameter van 8 mm). Klassieke meter
voor portretten; aanbevolen bij het gebruik van filters met een
belichtingsfactor (filterfactor) van meer dan 1×.
Spot: De camera meet een cirkel met een diameter van 3,5 mm (circa
2,5% van het beeld). De cirkel wordt op het huidige scherpstelpunt
gecentreerd, waardoor het mogelijk is onderwerpen buiten het
centrum te meten (als een objectief zonder CPU wordt gebruikt of
N
als automatisch veld-AF in werking is, meet de camera het
middelste scherpstelpunt). Zorgt ervoor dat het onderwerp correct
belicht wordt, ook als de achtergrond veel helderder of donkerder
is.
Op hoge lichten gerichte lichtm.: Camera wijst het grootste gewicht aan
hoge lichten toe. Gebruik om verlies van details in hoge lichten te
t
verminderen, bijvoorbeeld bij het fotograferen van artiesten die op
een podium door spotlicht worden belicht.
128
Beschrijving