INSTRUMENTENPANEEL: controle- en waarschuwingslampjes
De aanwezigheid en de werking van de lampjes ZIJN AFHANKELIJK VAN HET LAND EN HET UITRUSTINGSNIVEAU.
A
Ü
Niet in gebruik
u
Controlelampje markeringslicht
k
Controlelampje dimlicht
á
Controlelampje grootlicht
g
Controlelampje mistlichten voor
f
Controlelampje mistachterlicht
B
c
Controlelampje richtingaanwij-
zers links
b
Controlelampje richtingaanwij-
zers rechts
}
Waarschuwingslampje handrem
of automatische parkeerrem
vastgezet
Raadpleeg
paragraaf
"Handrem"
"Automatische parkeerrem" in hoofdstuk 2.
ð
Controlelampje van de stoelver-
warming
Het geeft aan dat één van de stoelen ver-
warmd wordt.
(2/5)
Ä
Waarschuwingslampje luchtver-
ontreiniging
Dit gaat branden bij het aanzetten van het
contact, en dooft na het starten van de
motor.
– Als het continu brandt, moet u zo snel
mogelijk een merkdealer raadplegen;
– als het knippert, moet u vaart verminde-
ren tot het knipperen ophoudt. Raadpleeg
zo spoedig mogelijk een merkdealer.
Raadpleeg de paragraaf "Tips voor zuinig
rijden en minder luchtverontreiniging" in
hoofdstuk 2.
É
Controlelampje voorverwar-
ming (dieselmotor)
Met contact aan, licht het op. Het geeft aan
dat voorverwarmingsstiften werken. Zodra
het dooft, start de motor weer.
M
Waarschuwingslampje brand-
stofpeil
Dit gaat branden bij het aanzetten van het
contact, en dooft na enkele secondes. Als
het gaat branden tijdens het rijden met een
geluidssignaal: ga zo snel mogelijk tanken.
of
1.53