GLAZEN VOUWDAK: gebruiksomstandigheden
Gebruiksomstandigheden
– Zet de auto op een vlakke en horizontale
ondergrond (nooit twee wielen op een
stoep bijvoorbeeld) en op afstand van het
verkeer.
– Voer deze handeling uit bij draaiende
motor (risico van ontladen van de accu),
stilstaande auto.
– Om oververhitting van het hydraulisch
systeem te voorkomen, wordt dit automa-
tisch uitgeschakeld na ongeveer 3 minu-
ten te zijn gebruikt. Het kan pas weer ge-
bruikt worden na maximaal 10 minuten.
– Vouw nooit het dak als het nat is in de
achterklep.
– Controleer of de afdichtingen en goten
van het dak schoon zijn zodat water
snel afgevoerd kan worden in geval van
regen.
– Controleer of er geen bagage in de ba-
gageruimte boven het bagagezeil van de
bagageruimte geplaatst is.
3.2
(1/2)
– Gebruik het dak niet bij negatieve tempe-
raturen.
– Indien een ruit is vastgevroren (ijs/
sneeuw) en daardoor niet kan zakken bij
het bewegen van het dak, moet u beslist
de ruit ijs- of sneeuwvrij maken.
NB: het bedienen is alleen mogelijk bij stil-
staande auto.
Bijzonderheid van auto's met
parkeerhulp
Het systeem is een hulp bij het parkeren en
garandeert in geen enkel geval dat er vol-
doende afstand is om het vouwdak te bedie-
nen. Controleer, voor het bedienen van het
dak of er meer ruimte is dan de minimum
vereiste ruimte.
In elk geval geeft een continu geluid aan dat
het verboden is het vouwdak te bedienen.
Rijd niet met het dak in een tus-
senstand (niet geheel open of
dicht).
Open en sluit het dak niet bij
een windsnelheid van meer dan 40 km/u
(gevaar van beschadiging van het dak).
Controleer, om elk risico van
verwondingen te voorkomen,
of niemand zich in de buurt van
de bewegende delen bevindt.
Controleer tijdens het openen/sluiten
van het dak of er niets tussen de be-
wegende delen (dak en achterklep) kan
komen.