3. Machine- en bedieningselementen
Bovendien kunnen de wielen naar binnen of naar buiten gedraaid gemonteerd
worden, om de benodigde spoorbreedte te bereiken (zie spoorbreedtetabel blz. 20).
Uitv. met differentieel
De wielen worden afhankelijk van het doel waarvoor ze gebruikt worden aan de
binnenste of de buitenste trap van de getrapte naaf gemonteerd.
Wielbevestigingsschroeven
Uitvoering A wielschroef met veerring.
A
met 100 Nm aangehaald worden, verder altijd bij onderhoudswerkzaamheden.
Sneeuwkettingen
Bij het gebruik van sneeuwkettingen moeten de aanwijzingen van de fabrikant
worden opgevolgd. Let erop dat de machineonderdelen vrij kunnen bewegen.
Wielen
De wielen moeten met de profielpunten in de rijrichting
(van boven af op de wielen gezien) gemonteerd worden,
om de trekkracht zo optimaal mogelijk te benutten. De
veerring met de bolle zijde naar de verdieping in het schijf-
wiel monteren (zie afb. wielbevestigingsschroeven).
B
Loctite
270
agria Eenassige tractor 3400; 3400KL
Uitvoering B tapeind met veerring en
wielmoer.
Tapeind met de korte schroefdraadkant
in de wielnaaf vastdraaien, indien moge-
lijk met LOCTITE 270 (of iets dergelijks)
verlijmen.
Veerring met de bolle kant naar het
schijfwiel monteren!
Bij nieuwe machines en bij het verwisselen
van de wielen moeten de wielschroeven en
de wielmoeren na de eerste 2 bedrijfsuren
3
41