Functies van het gebruikerspaswoordmenu
Wijzigen van het gebruikerspaswoord
De toegang tot het gebruikersinstelmenu en het instelmenu is
beschermd door een gebruikerspaswoord (een getal met vier cijfers
tussen 0000 en 9999).
1
Selecteer het USERPASSWORD MENU via het hoofdmenu.
(Raadpleeg het hoofdstuk
De besturing zal om een paswoord vragen.
2
Voer het correcte paswoord in met behulp van de g- en h-
toetsen.
3
Druk op de q-toets om het paswoord te bevestigen en het
paswoordmenu te selecteren.
De besturing vraagt om het nieuwe paswoord.
4
Druk op de q-toets om de wijziging in te voeren.
De cursor bevindt zich na NEW PASSWORD.
5
Voer het nieuwe paswoord in met behulp van de g- en h-
toetsen.
6
Druk op q om het nieuwe paswoord te bevestigen.
Als het nieuwe paswoord bevestigd is zal de besturing vragen
om het nieuwe paswoord een twee keer in te voeren (om
veiligheidsredenen). De cursor bevindt zich na CONFIRM.
7
Voer het nieuwe paswoord opnieuw in met behulp van de g- en
h-toetsen.
8
Druk op q om het nieuwe paswoord te bevestigen.
LET OP
Het bestaande paswoord zal enkel worden gewijzigd
als het nieuwe paswoord en het bevestigde paswoord
dezelfde waarde hebben.
S
TORINGSOPSPORING
In dit onderdeel wordt nuttige informatie gegeven over het opsporen
en oplossen van bepaalde storingen die in de unit kunnen
voorkomen.
Voer altijd eerst een grondige visuele controle uit van de unit en zoek
naar voor de hand liggende storingen zoals losse aansluitingen of
foute bedrading vooraleer de procedure voor storingsopsporing aan
te vangen.
Neem dit hoofdstuk zorgvuldig door vooraleer uw verdeler te raad-
plegen. Het zal u tijd en geld besparen.
Schakel steeds de hoofdschakelaar van de unit uit voor-
aleer u het voedingspaneel of de schakelkast controleert.
Als een beveiliging in werking is getreden dient u de unit uit te
schakelen en na te gaan waarom de beveiliging in werking is
getreden vooraleer deze terug te stellen. De beveiligingen mogen
onder geen beding worden overbrugd of op een andere waarde
worden ingesteld dan deze van de fabrieksinstelling. Raadpleeg uw
verdeler als u de oorzaak van de storing niet kunt vinden.
EWWP045~065KAW1M + ECB2+3MUAW
Watergekoelde ijswaterkoelgroepen
4PW61664-1
"Hoofdmenu" op pagina
9.)
Symptoom 1: De unit start niet terwijl het werkingslampje oplicht
M
OGELIJKE OORZAKEN
De temperatuurinstelling is niet
correct.
De stroomstarttimer loopt nog.
Geen van beide circuits kan worden
ingeschakeld.
De unit is ingesteld op manuele
besturing (beide compressors op
0%).
Storing in de voeding.
Doorgebrande zekering of
onderbreking van een beveiliging.
Losse aansluitingen.
Uitgeschakelde of gebroken draden.
Symptoom 2: De unit start niet terwijl het werkingslampje knippert
M
OGELIJKE OORZAKEN
De aan/uit-input vanop afstand is
ingeschakeld en de
afstandsschakelaar is uitgeschakeld.
Symptoom 3: De unit start niet terwijl het werkingslampje niet oplicht
M
OGELIJKE OORZAKEN
Alle circuits zijn in storing.
Eén van de volgende beveiligingen is
in werking getreden:
• Debietschakelaars (S8L, S9L)
• Noodstop
Het werkingslampje is stuk.
De eenheid staat in bypass-modus.
Symptoom 4: Eén van de circuits functioneert niet
M
OGELIJKE OORZAKEN
Eén van de volgende beveiligingen is
in werking getreden:
• De thermische beveiliging van de
compressor (Q*M)
• Het overstroomrelais (K*S)
• De thermische beveiliging van de afvoer
(S*T)
• De lagedrukschakelaar
• De hogedrukschakelaar (S*HP)
• De fasebeveiliging (R*P)
• Opvriezing
De antipendeltimer loopt nog.
De bewakingstimer loopt nog.
Het circuit is beperkt tot 0%.
W
AT TE DOEN
Controleer de instelling van de
besturing.
De unit zal na ongeveer 15 secon-
den opstarten. Zorg ervoor dat er
water door de verdamper stroomt.
Raadpleeg
Symptoom 4: Eén van de
circuits functioneert
niet.
Controleer de besturing.
Controleer de spanning op het
voedingspaneel.
Controleer de zekeringen en
beveiligingen. Vervang deze door
zekeringen van dezelfde grootte en
hetzelfde type (raadpleeg
"Elektrische specificaties" op
pagina
2).
Controleer de aansluitingen van
de lokale bedrading en de interne
bedrading van de unit. Maak alle
losse aansluitingen vast.
Controleer de circuits met behulp
van een testapparaat en repareer
deze indien nodig.
W
AT TE DOEN
Schakel de afstandsschakelaar in
of schakel de aan/uit-input uit.
W
AT TE DOEN
Raadpleeg
Symptoom 5: Een van de
volgende beveiligingen is in werking
getreden.
Raadpleeg
Symptoom 5: Een van de
volgende beveiligingen is in werking
getreden.
Raadpleeg uw plaatselijke verdeler.
Controleer het contact van de
bypass-modus.
W
AT TE DOEN
Controleer de besturing en
raadpleeg
Symptoom 5: Een van de
volgende beveiligingen is in werking
getreden.
Het circuit kan pas na ongeveer
10 minuten opstarten.
Het circuit kan pas na na ongeveer
1 minuut opstarten.
Controleer het afstandscontact voor
het "inschakelen/uitschakelen van de
capaciteitsbeperking".
Gebruiksaanwijzing
14