Constructie en werking
1 Constructie en werking
De verschildrukregelaars hebben als taak
de volumedoorstroming en de verschildruk
resp. de druk op het ingestelde setpoint con-
stant te houden.
De regelaars bestaan in wezen uit het regel-
ventiel type 2423 met zitting, klep en
smoorinrichting en de sluitaandrijving type
2427 resp. type 2429 met membranen.
Ventiel en aandrijving worden afzonderlijke
geleverd en moeten lokaal met een wartel-
moer gekoppeld worden.
Het ventiel wordt in de richting van de pijl
doorstroomt. Daarbij beïnvloeden de door
de smoring (1.1) en de klep (3) vrijgegeven
oppervlakken de volumestroom V
installatie actieve verschildruk ∆p.
Bij het volledig ontlaste regelventiel worden
de aan de klep optredende krachten aan de
voor- en reduceerdrukzijde door de ontlast-
balg (5) gecompenseerd.
Type 42-37: de plusdruk van ∆p werkt via
de locale stuurleiding (18) in op de onder-
ste membraankamer D.
De voor de smoring (1.1) actieve plusdruk
van de volumestroom V
leiding (19) op de middelste membraanka-
mer B C overgedragen; deze komt met de
minusdruk van ∆p overeen.
De achter de smoring aanwezige minus-
.
druk van V
wordt via de gaten in de klep-
en membraanstang naar de bovenste mem-
braankamer A overgedragen.
Wanneer de verschildruk toeneemt, dan
neemt de daaruit resulterende stelkracht
aan het onderste membraan (13.2) ook toe.
De membraanstangen (12.2 en 12.1) ge-
koppeld via de krachtbegrenzer (14), schui-
4
EB 3017 NL
.
over de
.
wordt via de stuur-
ven de klepstang met de klep in de richting
van de gesloten stand, tot het met de stel-
veer (16) ingestelde setpoint is bereikt.
Bij een toenemende volumestroom neemt de
werkdruk aan de smoring (1.1) toe en dus
de daaruit resulterende stelkracht aan het
bovenste membraan (13.1). De bovenste
membraanstang (12.1) schuift de klepstang
met de klep in de richting van de gesloten
stand, tot het ingestelde volumestroomset-
point is bereikt. Het telkens grootste van de
actieve signalen wordt gebruikt voor de ver-
stelling van de klep.
De krachtbegrenzer (14) en de interne over-
stromer beschermen zitting (2) en klep (3)
bij extreme bedrijfsomstandigheden tegen
overbelasting.
Type 42-39: de werking is praktisch hetzelf-
de als die van type 42-37. Bij de aandrij-
ving type 2429 is echter de plusdruk van de
.
volumestroom V
gescheiden van de minus-
druk van de verschildruk ∆p.
De toegekende membraankamers hebben
eigen stuurleidingaansluitingen.
De krachtbegrenzer (14) en de interne over-
stromer beschermen zitting (2) en klep (3)
bij extreme bedrijfsomstandigheden tegen
overbelasting.
Opmerking betreffende de typen 42-37
DoT en 42-39 DoT:
bij deze uitvoeringen kan door de aanbouw
van een dubbele aansluiting met thermo-
staat bovendien de temperatuur worden ge-
regeld of begrensd. Zie daarvoor de in-
bouw- en bedieningsvoorschriften:
EB 3019 voor de dubbele aansluiting en
EB 2231 voor de regelthermostaat.