Volumenstroomsetpoint in het diagram
opzoeken en het bijbehorend aantal sla-
gen bepalen.
Smoorschroef op deze waarde instellen
(linksom draaien).
Volumestroom op de warmtemeter con-
troleren en eventueel corrigeren.
Wanneer de gewenste volumestroom is
bereikt, smoorschroef met moer (1.2)
borgen en kap (1.3) opschroeven.
Ingestelde waarde eventueel verzegelen.
3.2.2 Verschildruk
Rekening houdend met de manometeraan-
wijzing voor en na de verbruiker wordt het
setpoint door ontspannen (linksom draaien)
van de in par. 3.2.1 voorgespannen stelve-
ren (16) ingesteld.
Wanneer kleine verschildruksetpoints moe-
ten worden ingesteld, dan verdient het aan-
beveling, een verschildrukmanometer te ge-
bruiken in plaats van de twee manometers.
Rechtsom draaien van moer (17) resul-
teert in hogere, linksom draaien in een
lagere setpointdruk.
3.2.3 Druksetpoint volumestroom-
en drukregelaar type 42-39
Setpoint met behulp van de manometer aan
de reduceerdrukzijde met de setpoint-instel-
ling (17) inregelen.
Rechtsom draaien van moer (17) resul-
teert in hogere, linksom draaien in een
lagere reduceerdruk.
Onderhoud – fouten zoeken
3.3 Uit bedrijf nemen
Afsluitventielen beginnend in de toevoer in
willekeurige volgorde sluiten.
4 Onderhoud – fouten zoeken
De hoeveelheidsregelaar is onderhoudsvrij,
maar wel onderhavig aan natuurlijke slijta-
ge vooral aan de zitting, de klep en het stel-
membraan. Afhankelijk van de toepas-
singsomstandigheden moet de drukredu-
ceer in bepaalde intervallen worden gecon-
troleerd teneinde mogelijk foutief functione-
ren te voorkomen. Zie voor oorzaken en op-
lossingen van storingen de tabel op blz. 12.
Wanneer storingen aan de hand van de ta-
bel niet kunnen worden opgelost, neem dan
contact op met uw leverancier.
Opgelet
Bij montagewerkzaamheden aan de
regelaar moet het betreffende deel
van de installatie absoluut drukloos
worden gemaakt en afhankelijk van
het medium worden geleegd. Bij
hoge temperaturen moet afkoeling
tot omgevingstemperatuur worden
afgewacht. De stuurleidingen moe-
ten zijn onderbroken resp. vergren-
deld, om gevaar door bewegende
delen van de regelaar te voorko-
men. Omdat ventielen niet vrij van
dode ruimte zijn, moet erop worden
gelet, dat er nog mediumresten in
het ventiel zijn achtergebleven. Dat
geldt vooral voor ventieluitvoeringen
met ontlastbalg. Het verdient aanbe-
veling, het regelventiel te demonte-
ren uit de leiding.
EB 3017 NL
11