11-WERKING
DE VENTILATIE VAN DE WARME LUCHT
De KAIKA OYSTER kachel is voorzien van een interne ventilator voor de uitstoot van warme lucht die onafhankelijk van de modus
(handmatig of automatisch) geregeld kan worden.
De er kunnen 5 snelheden gekozen worden plus een automatische functie.
Om de snelheid te kiezen drukt u, nadat u op de toets rechtsonder hebt gedrukt, dezelfde toets in om het ventilatievermogen te verlagen
of te verhogen. In aanvulling op de 5e snelheid is er nog een keuzemogelijkheid die AUTO functie genoemd wordt (aangegeven op
het paneel na de 5 snelheden met een A). Met deze functie kunt u de ventilatiesnelheid "koppelen" aan het vlamvermogen met een
maximum van V3. Als deze functie gekozen is zal de kachel autonoom de ventilatiesnelheid kiezen, gebaseerd op het vlamvermogen tot
een maximum van V3 (P1=V1; P2=V2; P3=V3; P4=V3; P5=V3) om lawaai te voorkomen.
Omgevingssonde
De omgevingssensor (B) bevindt zich aan de achterkant van de kachel. Indien hij zich in de buurt van de pijp van de rookuitlaat bevindt,
wordt aangeraden de omgevingssensor er zodanig uit te trekken dat deze ongeveer 10 cm uitsteekt. Op die manier heeft hij geen last
van de temperatuur van de kachel. Geadviseerd wordt deze handeling in de installatiefase te verrichten, omdat het noodzakelijk is om
voor het uittrekken van de sonde (B) de huls (C) waaraan deze bevestigd is te verwijderen; deze handeling kan uitgevoerd worden door
rechtstreeks op de kaart te werk te gaan. Om de sensor (B) uit te trekken, moet u de beschermkap (A) losdraaien en langzaam aan de
sensor (B) trekken. Na de sensor (B) er ver genoeg uit te hebben getrokken, sluit u de beschermkap (A) weer.
OPGELET ! Vermijdt dat, eenmaal de ketting (C) weggehaald is geweest, deze niet in contact komt met de warme
delen van de kachel.
34
A
A = BESCHERMKAP
B = SONDE (DRAAD)
C = HULS
B