Inbedrijfname
7.5
Instellen van de Elektrische bijverwarming
Het toestel kan worden gebruikt met een eenfase- of met een 3-fase-aan-
sluiting. De standaardinstelling voor bepaalde landen is de 3 kW eenfa-
se-aansluiting ( zie tabel 10). Deze instelling kan in menu Elektrische
bijverwarming worden aangepast.
Landen
Frankrijk
Groot-Brittannië
Ierland
Italië
Tabel 10 Landen met standaard ingestelde eenfase-aansluiting
Ga voor het veranderen van de standaardinstelling als volgt te werk:
▶ In menu Service: Inst. instellingen > Bijverwarming > Elektrische bij-
verwarming.
7.6
Bedrijfstemperaturen
Controleer de bedrijfstemperaturen tijdens cv-bedrijf (niet in warmwa-
ter- of koelbedrijf).
Voor optimaal installatiebedrijf moet het debiet door de warmtepomp en
de cv-installatie worden gecontroleerd. Voer de controle uit na 10 minu-
ten warmtepompbedrijf bij hoog compressorvermogen.
Het temperatuurverschil voor de warmtepomp moet voor de verschillen-
de cv-installaties worden ingesteld.
▶ Met vloerverwarming: stel een temperatuurverschil in van 4,5 K.
▶ Met radiatoren: stel een temperatuurverschil in van 7,5 K.
Deze instellingen zijn voor de warmtepomp optimaal.
Controleer het temperatuurverschil bij hoog compressorvermogen:
▶ Tik op het warmtepompsymbool op het display.
▶ Bewaak op de Systeemoverzicht de temperaturen naar en van de
warmtepomp (buitenunit).
▶ Controleer, of het temperatuurverschil overeenkomt met de voor cv-
bedrijf ingestelde delta-waarde.
Bij te hoog temperatuurverschil:
▶ Ontlucht het verwarmingssysteem.
▶ Filters reinigen.
▶ Controleren buisafmetingen.
7.7
Werkingscontrole
De compressor wordt voor het starten voorverwarmd. Dat kan afhanke-
lijk van de buitentemperatuur tot 30 minuten duren. Voorwaarde voor
het starten is dat de compressortemperatuur (TR1) 20 K hoger is dan de
aanvoerluchttemperatuur (TL2) en 20 K lager dan de aanvoertempera-
tuur van de warmtepomp (TC3). De gewenste waarde is begrensd tussen
20 °C en 45 °C. De temperaturen worden in het diagnosemenu van de
bedieningsunit getoond.
Snelstart van de warmtepomp is alleen mogelijk wanneer er een warmte-
vraag actief is.
Handmatige ontdooiing van de warmtepomp is alleen mogelijk wanneer
de compressor werkt met de 4-wegklep in verwarmingsbedrijf en een
buitentemperatuur onder 15 °C.
30
Wanneer het functietestmenu is geactiveerd op het bedieningspaneel,
zijn softwarebeperkingen gedeactiveerd (bijv. hogetemperatuurbeveili-
ging voor vloerverwarming).
▶ Test de actieve bestanddelen van de installatie.
▶ Controleer of er een verwarmings- of warmwatervraag aanwezig is.
-of-
▶ Tap warm water af of verhoog de stooklijn, om een vraag te genereren
( instructie van de bedieningsunit).
▶ Controleren of de warmtepomp start.
▶ Zorg ervoor dat er geen actuele alarmen aanwezig zijn.
-of-
▶ Storingen indien nodig verhelpen.
▶ Controleer de bedrijfstemperaturen ( instructie van de bedie-
ningsunit).
7.7.1
Oververhittingsbeveiliging (OHP)
De oververhittingsbeveiliging wordt geactiveerd, wanneer de tempera-
tuur van de elektrische bijverwarming hoger wordt dan 88 °C.
▶ Zorg ervoor dat het deeltjesfilter niet verstopt is en het debiet door
warmtepomp en cv-installatie ongehinderd mogelijk is.
▶ Controleer de bedrijfsdruk.
▶ CV- en warmwaterinstellingen controleren.
▶ Reset van de oververhittingsbeveiliging. Daarvoor de toets op de
elektrische verwarming indrukken.
Compress 5800i AW – 6721866645 (2023/09)