bruik goedgekeurde twisted-pair-kabels met een minimale doorsnede
2
van 0,75 mm
worden gebruikt.
De maximaal toegestane kabellengte is 30 m.
De aansluiting wordt via vier aders uitgevoerd, waarmee ook de 24 VDC-
voeding aangesloten wordt. Op de module zijn de 24 VDC- en de CAN-
BUS-aansluitingen gemarkeerd.
De CAN-BUS-kabel heeft twee paar getwiste aders. Vcc en GND is één
paar, H en L is het tweede paar. Maximale striplengte kabelisolatie voor
alle kabels is 120 mm. Maximale aderstriplengte ligt tussen 8-10 mm.
≤120 mm
≤10 mm
Afb. 26 Ader strippen CAN-BUS
6.4
EMS-BUS voor accessoires
EMS-BUS en CAN-BUS zijn niet compatibel.
▶ Sluit EMS-BUS units niet aan op CAN-BUS units.
Het volgende geldt voor accessoires die zijn aangesloten op de EMS-BUS
[15VDC, klasse III (SELV)] (zie ook de installatie-instructies voor de be-
treffende accessoires):
▶ Wanneer meerdere BUS-units zijn geïnstalleerd, moeten deze onder-
ling een minimale afstand van 100 mm hebben.
▶ Wanneer meerdere BUS-eenheden zijn geïnstalleerd, moeten deze in
serie of stervormig worden aangesloten.
▶ Gebruik kabel met een aderdiameter van tenminste 0,5 mm
▶ Bij externe inductieve invloeden (bijvoorbeeld van PV-installaties) af-
geschermde kabel gebruiken.
▶ Sluit de kabel aan op de EMS-BUS-klem op de binnenunit.
Wanneer er al een aansluiting op de EMS-klem aanwezig is, kan de aan-
sluiting parallel op dezelfde klem worden uitgevoerd conform afbeelding
27.
Afb. 27 EMS-verbinding
6.5
Installatie van de temperatuursensor
De bedieningsunit regelt in de uitleveringsconfiguratie automatisch de
aanvoertemperatuur gebaseerd op de buitentemperatuur. Voor nog
meer comfort kan een kamerthermostaat geïnstalleerd worden.
Compress 5800i AW – 6721866645 (2023/09)
6.6
De sensor is al geïnstalleerd in de binnenunit.
6.7
De kabel naar de buitentemperatuursensor moet aan de volgende mini-
male eisen voldoen:
• Aantal aders: 2
• Maximale lengte 30 m
▶ Installeer de sensor aan de koudste zijde van het gebouw, normaal
gesproken richting het noorden. De sensor moet worden beschermd
tegen direct zonlicht, ventilatie en andere factoren die de tempera-
tuurmeting beïnvloeden. De sensor mag niet vlak onder het dak wor-
den geïnstalleerd.
▶ Sluit de sensor voor de buitentemperatuur T1 aan op de klem T1 op
de XCU-THH (XCU HY)-module in de aansluitdoos van de binnenunit.
0010041915-001
2
.
Afb. 28 Positie van de buitentemperatuursensor
0010040325-001
Aanvoertemperatuursensor T0
Buitentemperatuursensor T1
Elektrische aansluiting
N
NE
NW
E
W
SW
SE
S
6 720 809 156-23.1I
21