/ / FZ-POMPENREEKS / / /
– Een voor het pompgewicht voldoende gedimensioneerd
fundament.
– Horizontale en vlakke opstelplaats. De opstelplaats moet
voldoende stevig zijn voor het gewicht van de pomp.
– Voldoende plaats voor onderhoudswerkzaamheden.
– voldoende luchttoevoer voor de motorkoeling.
6.3
Vermindering van lawaai en trillingen
6.3.1
Primaire maatregelen
Pomp in optimaal werkingsbereik gebruiken.
►
Aanwijzing: pomp mag tijdens het bedrijf niet afgesloten
worden. Pomp mag slechts op de minimumhoeveelheid
worden begrensd, zie „Prestatiediagram".
►
Aanzuig- en drukleiding ontkoppelen van trillingen.
– Leidingen ondersteunen,
– leidingen uitrichten,
– elementen voor trillingsisolatie monteren.
6.3.2
Secundaire maatregelen
Bouwkundige maatregelen treffen, zoals:
►
– geluiddempende bekleding,
– omkasting.
6.4
Pomp bevestigen
Bouwvormen FZ/K/FZP
►
Uitvoering A en C:
pomp op bolsegmenten plaatsen en uitrichten.
►
Uitvoering B en D:
pomp op motorvoet aan het fundament schroeven.
Bouwvorm KF
►
Uitvoering A en C:
pomp op bolsegmenten plaatsen en uitrichten.
►
Uitvoering B en D:
pomp aan de compacte lagersteun met de voet vastschroe-
ven op het fundament.
Bouwvorm L
Uitvoering A en C:
►
pomp op basisframe op bolsegmenten plaatsen en uitrich-
ten.
►
Uitvoering B en D:
pomp aan het basisframe op het fundament schroeven.
Model FZ 27
►
Uitvoering A en C:
Pomp op bolkappen opstellen en uitlijnen.
10
►
Uitvoering B en D:
Pomp op motorvoet aan de fundering vastschroeven.
Onderstel (optie)
1. Pomp op de opstelplaats monteren. Remmen van de rollen
(indien aanwezig) vastzetten of onderstel met remwiggen
fixeren.
2. Onderstel aarden om elektrostatische ladingen af te leiden.
3. Slangen moeten zo geplaatst worden dat deze niet bescha-
digd kunnen worden.
6.4.1
Pijpleidingen installeren
►
Pijpleidingen als volgt plaatsen en aansluiten:
– Pijpleidingweerstand zo laag mogelijk houden: onnodi-
ge inbouw van kleppen, spruitstukken en abrupte pijp-
overgangen vermijden.
Fig. 16
Pijpleidingovergangen
– Pijpdoorsnede zo uitvoren dat er geen onnodig drukver-
lies resp. cavitatie ontstaat in het aanzuigbereik. Dit
dient al bij de projectuitwerking worden gecontroleerd.
– Zuigleidingen horizontaal of continu dalend richting
pompeenheid leggen. Luchtkussens en te lage secties in
de leidingen vermijden.
Fig. 17
Luchtinsluitingen in de pijpleiding