5. Zwaartepunt bepalen en pomp in horizontale positie optil-
len.
6. Pomp optillen.
.
Fig. 15
Transport met kraan
5 Bewaring
5.1
Veiligheidsaanwijzing
Corrosie: onder een zeil kan condensatiewater gevormd
►
worden en de pomp vernielen. Voor voldoende ventilatie
zorgen.
5.2
Opslagvoorwaarden
►
Pomp als volgt bewaren:
– droog, lage luchtvochtigheid,
– tegen vorst en hitte beschermen, indien mogelijk +20 °C
tot +25 °C,
– geventileerd,
– stofvrij.
5.3
Opslaan
Bij een opslagduur van meer dan zes maanden moeten de vol-
gende punten in acht genomen worden:
►
Voor het opslaan moeten de asafdichtingen afzonderlijk
worden behandeld:
– Bij enkele asafdichting
De waaiermoer moet losgemaakt worden om de dich-
ting te ontspannen en te vermijden dat de glijdvlakken
aan elkaar kleven.
– Bij dubbele asafdichting
De asafdichting volledig demonteren en afzonderlijk be-
waren om te vermijden dat de glijdvlakken aan elkaar
plakken.
Informatie over de asafdichting bevindt zich in de bijge-
voegde „Ordergebonden documenten".
►
Alle beweegbare delen van de pomp moeten alle drie maan-
den gedraaid worden.
5.3.1
Opslag van de elastomeren
Opslagvoorwaarden
– opslagtemperatuur tussen +5 °C en +20 °C,
– relatieve luchtvochtigheid onder 70%,
– geen directe zonnestraling,
– vervormingsvrije opslag.
5.4
Herinbedrijfstelling
Na een opslagperiode moeten dichtingen, lagers en smering
►
worden gecontroleerd voor de pomp weer in bedrijf wordt
gesteld.
6 Plaatsing
6.1
Veiligheidsaanwijzingen
►
Gevaar voor letsels door vallende delen.
– Veiligheidsschoenen dragen.
– Draagvermogen en bevestiging van de hulpmiddelen in
acht nemen.
►
Gevaar voor letsels door instabiele montage.
– Schroeven met aangegeven aanhaalmoment vastdraai-
en (zie Hoofdstuk 10.1.1 „Aanhaalmomenten voor schroe-
ven en moeren", pagina 29)
– Momentsleutel of slagsleutel met instelbaar koppel ge-
bruiken.
►
Materiële schade door trillingen bij bolsegmentvoetmonta-
ge.
– Bolsegmentschotel gebruiken.
6.2
Opstelplaats
De opstelplaats van de pomp met standaarduitrusting moet vol-
doen aan de volgende voorwaarden:
– niet-explosieve atmosfeer,
– stofvrije omgeving,
– omgevingstemperatuur: –20 °C tot +40 °C,
– vochtigheid en zoutgehalte van de omgevingslucht:
de waarden zijn vermeld in de documentatie van de motor-
toeleverancier. Deze bevindt zich in de bijgevoegde docu-
menten.
9