6.5 Onderhoud van de derailleur
De cassette brengt de draaiende beweging van de ketting
over op het achterwiel. Die cassette kan bij onze derailleur-
fietsen 8, 9 of 10 tandwieltjes hebben. Door opgehoopt vuil
of een slechte kettingspanning kunnen deze tandwieltjes
snel slijten. Is dat het geval, dan kan de ketting beschadigd
raken, of hinderlijk "doorslaan". Er zit in dat geval niets
anders op dan de cassette te laten vervangen.
Goed en regelmatig onderhoud verlengt de levensduur
van de cassette. Verwijder daarom regelmatig en zorgvul-
dig het vuil dat zich bij de cassette ophoopt. Het ergste vuil
verwijdert u met een borstel, daarna kunt u er een speciale
ketting- of derailleurreinigersvloeistof op loslaten. Let er
daarbij ook op dat er geen vuil tussen de kransjes achter-
blijft. Dat kunt u het beste met een kwast verwijderen. Als
de cassette na de schoonmaakbeurt goed is gedroogd,
dan kunt u deze met derailleurolie invetten.
26
7. Ketting en beltdrive
7.1 Afstelling: spannen van de ketting
Om comfortabel te kunnen fietsen is het van groot belang
dat de ketting de goede spanning heeft. Staat de ketting
te strak dan kost het u extra kracht om de fiets in beweging
te zetten. Bovendien loopt u het risico dat de wiellagers,
de kettingwielen of de trapaslagers worden beschadigd.
Staat de ketting te slap, dan bestaat de kans dat hij van de
tandwielen loopt. Laat de kettingspanning regelmatig door
uw Gazelle-specialist controleren. De Gazelle Flowline
kettingkast (zie afb. 80 en 81, hoofdstuk 8) is voorzien
van een automatische kettingspanner; deze hoeft u niet te
spannen. Bij alle overige kettingkasten dient dit wel hand-
matig gedaan te worden.
Om de ketting te spannen draait u eerst de asmoeren
(A) los. Door de moer (B) aan te draaien kan de ketting
gespannen worden (zie afb. 71) Bij sommige modellen kunt
u direct bij de ketting; bij andere fietsen moet u eerst het
kapje van de kettingkast verwijderen. In hoofdstuk 8
(kettingkasten) leest u meer over de verschillende soorten
kettingkasten en hoe u het kapje hiervan verwijdert.
Als de ketting op de juiste spanning is gebracht hoeft u
alleen nog maar de beide asmoeren (A) en de remarm-
beugel (C) weer goed aan te draaien. Let er daarbij op dat
het wiel volkomen recht staat en één lijn vormt met het
voorwiel. Dat is het geval als de ruimte tussen het wiel en
de achtervork aan beide zijden gelijk is.
71
72
27