•
Schakelaars 5, 6 en 7, uitschakelvertraging:
Wanneer de instelling van de DIP-schakelaar gewijzigd is,
dient de regelaar tenminste 1 minuut te worden uitgeschakeld!
De uitschakelvertraging is de tijd tussen het gegeven
uitschakelsignaal en het uitschakelen van de pomp.
Men moet ervoor zorgen dat de pomp niet droogloopt.
0 sec.
15 sec.
30 sec.
45 sec.
•
Schakelaar 8
Wanneer de instelling van de DIP-schakelaar gewijzigd is,
dient de regelaar tenminste 1 minuut te worden uitgeschakeld!
Schakelaar 8 heeft geen functie in de huidige toepas-
sing (parallel bedrijf met 3 vlotterschakelaars, pag.
en 26), maar deze instelling moet gehandhaafd blijven!
•
Schakelaar 9, automatisch resetten van storingen:
Wanneer de instelling van de DIP-schakelaar gewijzigd is,
dient de regelaar tenminste 1 minuut te worden uitgeschakeld!
Deze instelling zorgt voor een automatische reset van
de storingsmeldingen aan externe storingsmelders en
de ingebouwde zoemer. Een storing wordt echter pas
gereset, als de oorzaak van de storing is opgeheven.
Bij deze instelling moet de storing handmatig gereset
worden door middel van de reset-knop (de reset-knop
wordt beschreven in hoofdstuk 4.5).
•
Schakelaar 10, automatisch opnieuw inschakelen:
Wanneer de instelling van de DIP-schakelaar gewijzigd is,
dient de regelaar tenminste 1 minuut te worden uitgeschakeld!
Deze instelling zorgt voor een automatische herinschake-
ling nadat de PTC-weerstand of het thermisch contact
van de motor de pomp heeft uitgeschakeld. Herinschake-
len zal niet plaatsvinden voordat de motor tot normale
temperatuur is afgekoeld.
Wanneer de aangesloten pompen in
explosiegevaarlijke omgevingen toegepast worden,
moet schakelaar 10 op deze stand worden gezet!
Bij deze instelling moet de pomp handmatig opnieuw wor-
den ingeschakeld nadat de PTC-weerstand of het ther-
misch contact van de motor de pomp heeft uitgeschakeld.
Om de pomp opnieuw in te schakelen dient de keuze-
schakelaar ON-OFF-AUTO voor een korte periode in de
stand OFF gezet te worden (de keuzeschakelaar ON-
OFF-AUTO wordt beschreven in hoofdstuk 4.5).
Wanneer de aangesloten pompen in
explosiegevaarlijke omgevingen toegepast worden,
moet schakelaar 10 op deze stand worden gezet!
60 sec.
90 sec.
120 sec.
180 sec.
25
AC/DC (wisselstroom/gelijkstroom) keuzeschakelaar:
De lokatie van de AC/DC keuzeschakelaar voor elektrodes en/of
vlotterschakelaars is weergegeven in afb. 7.
Afb. 7
Bedrijf met elektrodes en
vlotterschakelaars:
Keuzeschakelaar in stand AC:
Het is mogelijk om 3 elektrodes
13-18 VAC
0 V
(1 als referentie-elektrode) en
2 vlotterschakelaars aan te sluiten.
AC 1
2
G
3
4
Door de regelaar wordt een signaal
AC
DC
van 13 tot en met 18 VAC
toegepast.
Bedrijf met vlotterschakelaars:
Keuzeschakelaar in stand AC:
Het is mogelijk om 4 vlotterschake-
13-18 VAC
0 V
laars aan te sluiten.
Door de regelaar wordt een signaal
AC 1
2
G
3
4
van 13 tot en met 18 VAC
AC
DC
toegepast.
Bedrijf met vlotterschakelaars:
Keuzeschakelaar in stand DC:
Het is mogelijk om 4 vlotterschake-
laars aan te sluiten.
Kabels van maximaal 100 meter
12 VDC
0 V
lengte kunnen tussen de regelaar
en de vlotterschakelaars worden
AC 1
2
G
3
4
aangesloten.
AC
DC
Door de regelaar wordt een sig-
naal van 12 VDC toegepast.
Indien de afstand tussen de regelaar en de put groter
is dan 20 meter is het niet raadzaam om elektrodes
te gebruiken, omdat dan problemen kunnen optreden
N.B.
met de signalen die teruggezonden worden naar de
regelaar. In zulke gevallen is het aan te raden om
vlotterschakelaars te gebruiken.
7