Powermanagement
De kookplaat beschikt over een maxi-
maal totaal vermogen dat om veilig-
heidsredenen niet kan worden over-
schreden.
De beide kookzones op de kookplaat
zijn met elkaar verbonden. Dankzij de
verbinding kan extra vermogen van de
ene naar de andere kookzone worden
overgebracht.
De laatste instelling gaat voor en wordt
op de kookplaat uitgevoerd.
Als het vermogen van de ene kookzone
naar de eraan verbonden kookzone
wordt overgebracht, moet het vermo-
gen van de eerste kookzone die is inge-
schakeld, verlaagd worden.
Het maximaal mogelijke totale vermo-
gen vindt u in het hoofdstuk "Over-
zicht", paragraaf "Gegevens kookzo-
ne".
Als er meer vermogen van de tweede
ingeschakelde kookzone wordt ge-
vraagd dan de ingeschakelde kookzone
kan geven, kan dit de volgende effecten
op de eerste ingeschakelde kookzone
hebben:
- De vermogensstand wordt verlaagd.
- De aankookautomaat wordt uitge-
schakeld. Er wordt op de ingestelde
doorkookstand verder gekookt. Als
het vermogen niet voldoende is,
wordt de vermogensstand verder ver-
laagd.
- De booster wordt uitgeschakeld.
- De kookzone wordt uitgeschakeld.
Als de laatst ingestelde vermogens-
stand wordt verlaagd of de booster
wordt uitgeschakeld, kan de vermo-
gensstand van de verbonden kookzone
weer worden verhoogd.
Werking
21