Inbedrijfstelling en onderhoud
8.9.1 Inbedrijfstellen van heatpipe
Staande heatpipe:
Liggend ingebouwde
heatpipe met vaste
hellingsgraad:
Staand of liggend met
bypass-klepregeling:
8.9.2 Onderhoud heatpipe
80
Tijdens de inbedrijfstelling moet het volgende worden gecontroleerd:
De warme luchtstroom (uitgaande lucht) moet beneden zijn en de koude luchtstroom
(buitenlucht) boven zijn.
De warme luchtstroom (uitgaande lucht) moet beneden zijn en de koude luchtstroom
(buitenlucht) boven.
Voor inbedrijfstelling, zie "Inbedrijfstellen van jaloezie- en afsluitkleppen" op pagina 85.
Voor onderhoud moeten de volgende maatregelen worden getroffen:
•
Regelmatige reiniging van de lamellen van de warmtewisselaar:
– door ze tegen de richting van de luchtstroom in door te spoelen met perslucht of
– door ze te besproeien met water op lage druk.
•
Reinig de condensbak en condensafvoer.
•
Controleer de sifon en vul deze indien noodzakelijk bij.
•
Controleer, als de heatpipe is gemonteerd met een bypass, of de luchtregulerende
en afsluitkleppen goed werken overeenkomstig de onderhoudshandleiding (zie ook
"Onderhoud van jaloezie- en afsluitkleppen" op pagina 85).
FläktGroup DC-2009-0096-NL R11-10-2020 • Onder voorbehoud van wijzigingen
®
CAIRplus