Functies van instrumenten en bedieningselementen
Tankoverloopslang
2
1
1. Overloopslang brandstoftank
2. Klem
OPMERKING
Zie pagina 6-11 voor informatie over de be-
luchtingsslang.
Alvorens de motorfiets te gebruiken:
Controleer de aansluiting van de tank-
overloopslang.
Controleer de overloopslang van de
brandstoftank op scheuren of bescha-
diging en vervang deze indien nodig.
Controleer of het uiteinde van de tank-
overloopslang niet verstopt is en reinig
deze indien nodig.
Let erop dat de tankoverloopslang
door de klem wordt geleid.
DAU72970
Uitlaatkatalysatoren
Dit voertuig is uitgerust met uitlaatkatalysa-
toren in het uitlaatsysteem.
WAARSCHUWING
Het uitlaatsysteem is heet nadat de mo-
tor heeft gedraaid. Let op het volgende
om brandgevaar of brandwonden te
voorkomen:
Parkeer de machine nooit nabij
brandgevaarlijke stoffen, zoals op
gras of op ander materiaal dat ge-
makkelijk vlam vat.
Parkeer de machine op een plek
waar voetgangers of kinderen niet
gemakkelijk met het hete uitlaatsy-
steem in aanraking kunnen komen.
Controleer of het uitlaatsysteem is
afgekoeld alvorens onderhouds-
werkzaamheden uit te voeren.
Laat de motor niet langer dan enke-
le minuten stationair draaien. Lang
stationair draaien kan leiden tot
oververhitting.
LET OP
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine. Bij
gebruik van loodhoudende benzine zal
onherstelbare schade worden toege-
bracht aan de uitlaatkatalysator.
3-31
DAU13447
DWA10863
3
DCA10702