Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Elektrische Aansluiting; Installatie-Instructies - JUMO dTRON 04.1 Gebruiksaanwijzing

Compacte microprocessor-regelaar
Verberg thumbnails Zie ook voor dTRON 04.1:
Inhoudsopgave

Advertenties

4.1 Installatie-instructies

K Bij de keuze van het kabelmateriaal, bij de
installatie en bij de elektrische aansluiting
van het instrument moeten de voorschrif-
ten uit de VDE 0100 "Bestimmungen über
das Errichten von Starkstromanlagen mit
Nennspannungen unter 1000 V" resp. de
geldende nationale voorschriften worden
aangehouden.
K De elektrische aansluiting mag alleen
door geschoold personeel worden uitge-
voerd.
K Het instrument moet 2-polig van het net
worden gescheiden wanneer bij werk-
zaamheden onderdelen die onder span-
ning staan kunnen worden aangeraakt.
K Een stroombegrenzingsweerstand onder-
breekt bij een kortsluiting het voedingscir-
cuit. Een extra externe zekering van de
voedingsspanning mag geen hogere
waarde hebben dan 1 A (traag). Om in ge-
val van een kortsluiting in het belastings-
circuit vastlassen van het uitgangsrelais
te voorkomen moet deze zijn beveiligd op
de maximale relaisstroom.
K De elektromagnetische compatibiliteit
voldoet aan de normen en voorschriften
zoals genoemd in de technische specifi-
caties.
v
Hoofdstuk 17
K De ingangs-, uitgangs- en voedingska-
bels moeten ruimtelijk gescheiden en niet
parallel t.o.v. elkaar worden gelegd.
K Sensor- en interface-kabels getwist en af-
geschermd uitvoeren. Niet in de buurt van
stroomvoerende onderdelen of kabels
leggen. Afscherming eenzijdig op het in-
strument aan de klem TE aarden.

4 Elektrische aansluiting

14
K Instrument op de klem TE met de ran-
daarde aarden. Deze kabel moet tenmin-
ste dezelfde diameter hebben als de voe-
dingskabels. Aardkabels stervormig naar
een gemeenschappelijk aardpunt leiden
die met de aarde van de voedingsspan-
ning is verbonden. Aardkabels niet door-
lussen, d.w.z. niet van het ene naar het
andere instrument leggen.
K Op de netspanningsklemmen van het in-
strument geen andere verbruikers aan-
sluiten.
K Het instrument is niet geschikt voor instal-
latie in een explosiegevaarlijke omgeving.
K Naast een onjuiste installatie kunnen ook
verkeerd ingestelde waarden op de rege-
laar (ingestelde waarde, instellingen para-
meter- en configuratieniveau, wijzigingen
intern in het instrument) het navolgende
proces v.w.b. het functioneren nadelig
beinvloeden of beschadigingen veroorza-
ken. Daarom moet er altijd een van de re-
gelaar onafhankelijke veiligheidsinrichting
aanwezig zijn zoals bijv. overdrukventie-
len of temperatuurbegrenzers/-bewakers
die alleen door geautoriseerd personeel
kunnen worden ingesteld. Houd in ver-
band hiermee de geldende veiligheids-
voorschriften aan. Omdat met een zelfop-
timalisatie niet alle denkbare regelkringen
kunnen worden beheerst is theoretisch
een instabiele parametrering mogelijk. De
bereikte gemeten waarde moet daarom
worden gecontroleerd op zijn stabiliteit.
K De meetingangen van de regelaar mogen
t.o.v. TE een maximale spanning van 30
VAC of 50 VDC hebben.

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Dtron 08.1

Inhoudsopgave