1 Druk op de [SAMPLER]-modusknop terwijl u de [SHIFT]-knop
ingedrukt houdt.
Het apparaat gaat in de Key Shift-modus.
De verschillende toonhoogtes op de Performance Pads zijn als volgt ingesteld
(standaard):
1: +4 halve tonen, 2: +5 halve tonen, 3: +6 halve tonen, 4: +7 halve tonen,
5: 0 halve tonen, 6: +1 halve toon, 7: +2 halve tonen, 8: +3 halve tonen
Een halve toon is een eenheid die wordt gebruikt om de toonhoogte van een
geluid te bepalen. +1 halve toon betekent dat de toonhoogte van het geluid de
helft hoger is dan het oorspronkelijke geluid.
2 Druk op de [PAGE ]-knop of op de [PAGE ]-knop om de op de
Performance Pad ingestelde toonhoogte te wijzigen.
3 Druk op een Performance Pad.
De toonsoort van de track wordt gewijzigd in de toonhoogte die aan de pad is
toegewezen.
4 Druk op de [KEY SYNC]-knop terwijl u de [SHIFT]-knop ingedrukt
houdt.
De toonsoort van de track keert terug naar de oorspronkelijke toonsoort.
Een cue-punt of luspunt instellen en aanroepen
Een cue-punt of luspunt instellen
1 Pauzeer de track en verplaats de afspeelpositie naar waar u een
cue-punt of luspunt wilt instellen.
1
2
3
5
6
7
90
Nl
rekordbox
4
8