Inhoudsopgave
Advertenties
Installatie en eerste inbedrijfstelling
34
5.4
Aansluiting van de buis- en slangleidingen
Alle buisleidingen moeten steeds volgens de plaatselijke bouwvoorschriften worden geïnstalleerd.
De volgende buis- en slangleidingen moeten aangesloten worden:
○ Zuigleiding van de uitgang van de buisleiding tot de tankeenheid
○ Zuigleiding tussen tankeenheid en zuigmachine
○ Afvoerluchtleiding naar boven of aan biofilter
○ Afvalwaterleiding aan zwart water riolering
5.4.1
Zuigleiding van de uitgang van de buisleiding naar de tankeenheid
○ De afstand tussen het einde van de vast geïnstalleerde zuigbuisleiding en de tankeenheid moet
ongeveer 50 tot 100 cm bedragen.
○ Het einde van de vaste zuigbuisinstallatie moet hoger liggen dan de inloop van de tankeenheid.
○ De verbinding wordt afhankelijk van de diameter van het buissysteem met de flexibele PVC-slang
(50 mm of 40 mm diameter) tot stand gebracht. Voor 50 mm wordt een reductiestuk meegeleverd.
i
Leg ook bij zijdelingse toevoer van de zuigleiding de flexibele slang met constant verval
in stromingsrichting
1.2.246.0001
1. Verbind de slang met de buis van de tankeenheid.
○ Bij richtingsveranderingen van de flexibele slang van 90° of
meer gebruikt u de meegeleverde 87°-bocht.
OPMERKING
Met nauwe radii gelegde slang kan scheuren!
Voer geen richtingsveranderingen van meer dan 30° met de
flexibele slang uit.
2. Kort de meegeleverde slang zodanig in dat hij noch
gespannen is noch doorhang.
3. Borg alle slangoverhangen met de meegeleverde
slangklemmen.
4. Beveilig de slang, in het bijzonder bij horizontale installatie,
met de meegeleverde wandklemmen in korte afstanden tegen
doorhangen.
Vergeet niet dat de slang door vorming van waterzakken veel
zwaarder kan worden.
i
Slangen en klemmen kunnen uitzetten.
Trek de slangklemmen na 15 minuten terug aan.
M4
Advertenties
Inhoudsopgave
