Veiligheidsaanwijzingen
12
2.9
Installatie / Bedrijf
Zie de aanwijzingen in de hoofdstukken "4 Installatievoorbereiding" op pagina 17 en "5 Installatie en
eerste inbedrijfstelling" op pagina 28 voor een zeker en storingsvrij bedrijf.
WAARSCHUWING!
○ Er bestaat brandgevaar door ontbrekende/te geringe koelluchttoevoer c.q.
warmteafgiftemogelijkheid in de opstellingsruimte van de zuigmachine, bijvoorbeeld door
niet-naleving van minimum afstanden tot de zuigmachine of voor vernauwing van de
motorkoelluchtopening aan de achterzijde bijvoorbeeld door gedeponeerde objecten.
○ De zuigmachine mag niet afgedekt worden, bijvoorbeeld door handdoeken (misbruik als
handdoekdroger). Er bestaat brandgevaar en het gevaar voor schade aan de motor.
○ Een verkeerd gemonteerd, ontoelaatbaar veranderd en/of ontbrekend nevenluchtventiel heeft
negatieve invloed op de bedrijfsveiligheid, de prestatie en de levensduur van de installatie.
Een nevenluchtventiel met vacuümbeperking (leveromvang) moet altijd geïnstalleerd zijn.
○ Door bijkomende sifons, ontbrekend verval, ontbrekende ontluchting of vervuilde
afvalwaterbuizen kan de afvoersnelheid door de afscheiders verminderd worden. Daardoor
kan het tot functiestoringen en/of tot een uitschakeling komen.
○ Een verkeerd gedimensioneerd zuigbuis- of afvoerluchtsysteem vermindert het zuigvermogen,
verhoogt de warmteontwikkeling en kan de zuigmachine vernietigen.
○ Een sterk vervuilde, verstopte, beschadigde of niet vakkundig geïnstalleerde zuigbuisinstallatie
beïnvloedt de bedrijfsveiligheid, de prestatie en de levensduur van de installatie.
○ Ingang en uitgang van de afscheideraansluitingen mogen niet verwisseld worden, op de
kleurencodering aan de in- en uitlaatbuis letten.
○ Om het risico van een elektrische schok te vermijden mag dit apparaat alleen op een
verzorgingsnet met randaarde worden aangesloten.
○ Om omzeilen van de veiligheidsinrichtingen is verboden. Het apparaat mag alleen met correct
aangebracht en goed werkende beschermingsinrichtingen worden bedreven.
○ Verkeerswegen naar of van het apparaat moeten veilig uitgevoerd zijn en moeten voldoen aan
de normen voor stationaire toegangen. Geen leidingen, slangen etc. op de vloer leggen.
○ Bedienings- en sturingselementen zodanig aanbrengen dat ze steeds eenvoudig bereikbaar
zijn. Verkeerswegen naar bedienings- en stuurelementen moeten altijd vrijgehouden worden.
○ Tijdens het bedrijf mogen geen afdekkingen aan slang-/buisleidingen losgemaakt worden. Het
apparaat mag alleen met volgens de voorschriften afgesloten slang-/buisleidingen opnieuw
bedreven worden.
○ Verzekeren dat zich in de buurt van de zuigmotor geen losse delen bevinden die tijdens het
bedrijf aangezogen worden en die de zuigmotor verstoppen.
1.2.246.0001
M4