a.
De elementfunctie in- of uitschakelen.
b.
Als u Disable (uitschakelen) selecteert, kunt u de gasregeling weer zelf verrichten. De langzaam varen-functie
kan pas weer ingeschakeld worden nadat u de gashendel op de stationairstand hebt gezet met de motor in
versnelling.
c.
Als u minimaliseert, worden de langzaam varen-gegevens verborgen en wordt TROLL in het systeemstatusveld
weergegeven. U kunt dan informatie van andere geselecteerde pictogrammen weergeven.
3.
Het selectieveld voor aanpassing van het instelpunt is de standaardlocatie bij het opstarten van de functie Langzaam
varen. Nadat u de gewenste instellingen hebt aangepast, gebruikt u de pijltoetsen om naar de optie enable/disable
(inschakelen/uitschakelen) in de voettekst van het gebruiker-geselecteerde gegevensvenster te gaan.
a.
Gebruik de pijltoetsen om tussen de selectie van het instelpunt en de voettekst te bewegen.
b.
Als de keuzetabulator boven het navigatiegebied van de voettekst (het veld met het instelpunt) valt, hoeft u het
toerental of de snelheid alleen maar met de pijltoetsen te wijzigen. U hoeft niet op de invoertoets te drukken om
de nieuwe instelling van kracht te maken.
4.
Met minimaliseren kunt u de langzaam varen-functie gebruiken en tevens aanvullende gegevens in het gebruiker-
geselecteerde gegevensvenster weergeven.
BELANGRIJK: U kunt de instelpunten niet wijzigen als de functie Langzaam varen geminimaliseerd is.
a.
Het aantal keuzemogelijkheden in de pictogrammen op de schuifbalk is beperkt. Items die niet beschikbaar zijn,
worden grijs weergegeven als de functie Langzaam varen is ingeschakeld.
b.
Wanneer Autopilot actief is en langzaam varen is geminimaliseerd, wordt in het systeemstatusveld TROLL
weergegeven.
90-8M0126147
MAART 2016
nld
Enable (inschakelen) geselecteerd
Disable (uitschakelen) geselecteerd
Hoofdstuk 3 - Overzicht en werking van scherm
60846
60845
60848
Bladzijde 41