c.
Als u Enable (inschakelen) selecteert, keert de tachometer terug naar het cruise control-instelpunt.
d.
Als u minimaliseert, worden de cruise control-gegevens verborgen en wordt CRUISE in het systeemstatusveld
weergegeven. U kunt dan informatie van andere geselecteerde pictogrammen weergeven.
3.
Het selectieveld voor aanpassing van het instelpunt is de standaardlocatie bij het opstarten van cruise control. Nadat u
de aanpassingen bij de gewenste instellingen hebt uitgevoerd, drukt u op de PAGES-toets om de keuzetabulator naar
de optie enable/disable (inschakelen/uitschakelen) te verplaatsen in de voettekst van het gebruiker-geselecteerde
gegevensvenster.
a.
Gebruik de pijltoetsen om tussen de keuzemogelijkheden voor het instelpunt te bewegen.
b.
Als de keuzetabulator buiten het navigatiegebied (het veld met het instelpunt) valt, hoeft u het toerental of de
snelheid alleen maar te wijzigen. U hoeft niet op de invoertoets te drukken om de nieuwe instelling van kracht te
maken.
4.
Met minimaliseren kunt u de cruise control-functie gebruiken en tevens aanvullende gegevens in het gebruiker-
geselecteerde gegevensvenster weergeven.
BELANGRIJK: U kunt de instelpunten niet wijzigen als de cruise control-functie geminimaliseerd is.
a.
Het aantal keuzemogelijkheden in de pictogrammen op de schuifbalk is beperkt. Items die niet beschikbaar zijn,
worden grijs weergegeven als de cruise control-functie is ingeschakeld.
b.
Wanneer Autopilot actief is en de cruise control is geminimaliseerd, wordt in het systeemstatusveld CRUISE
weergegeven.
•
De cruise control-gegevens worden boven op de instellingen voor Autopilot weergegeven wanneer de
gebruiker het systeemstatusveld selecteert.
•
Wanneer een pop-upmelding van de Autopilot wordt weergegeven of wanneer u de CAN-trackpad voor
Autopilot gebruikt, vullen de gegevens van de Autopilot automatisch het gebruiker-geselecteerde
gegevensvenster. U moet de pop-upgegevens in dat geval minimaliseren om ze te verbergen.
5.
Nadat minimalisatie is ingeschakeld, wordt in het systeemstatusveld CRUISE weergegeven.
6.
Als u afsluiten selecteert terwijl het cruise control-element wordt weergegeven en dan op de invoertoets drukt, wordt
de cruise control-functie uitgeschakeld. Het cruise control-pictogram wordt naast het systeemstatusveld weergegeven
totdat er een ander pictogram op de schuifbalk wordt geselecteerd.
Langzaam varen-modus
Regeling langzaam varen
Met de functie Langzaam varen kunt u een instelpunt selecteren en de waarde hiervan aanpassen zodat de boot met een
vaste snelheid of vast motortoerental blijft varen.
•
De functie Langzaam varen is op het toerental gebaseerd, tenzij in het CAN-netwerk van de boot een Mercury Marine
GPS is opgenomen.
•
Als er een Mercury Marine GPS aan boord is, is de snelheid de standaardinstelling.
•
U kunt instelpunten selecteren die zijn gebaseerd op toerental of op snelheid. De keuzemogelijkheden voor langzaam
varen kunnen worden gewijzigd in het menu Settings (instellingen) .
•
Gebruik de pijltoetsen om het pictogram voor langzaam varen te markeren. Zie Schuifbalkpictogrammen voor een
beschrijving van het pictogram voor langzaam varen.
90-8M0126147
MAART 2016
nld
Hoofdstuk 3 - Overzicht en werking van scherm
60842
57379
Bladzijde 39