Houd de groef van het zaagblad en het smeergat schoon met de als optie bijgeleverde
schraper.
Controleer of de geleiders van het zaagblad parallel zijn en verwijder zo nodig de bramen aan
de zijkanten met de platte vijl.
Draai de zaagbladen en controleer of de smeergaten geen vuil bevatten.
LET OP
Monteer nooit een nieuwe ketting op een versleten neuswiel.
10.5 LUCHTFILTER
Draai de knop (A, Fig. 22) en controleer dagelijks het luchtfilter (B). Open het filter (B) met de
twee klepjes (C). Reinigen met ontvetter van Emak cod. 001101009A, wassen met water en met
perslucht van een afstand van binnen naar buiten blazen. Vervang het filter als dit ernstig
verstopt of beschadigd is.
LET OP
Klem het filter (B) bij hermontage goed in zijn behuizing.
10.6 BRANDSTOFFILTER
Controleer regelmatig de conditie van het brandstoffilter. Vervang hem als hij erg vuil is
(Fig. 23).
10.7 OLIEPOMP (AUTOMATISCH REGELBAAR)
Het debiet is vooraf in de fabriek afgesteld. De olieafgifte kan door de bediener naar wens
worden geregeld met de speciale stelschroef (Fig. 25). De oliestroom treedt alleen op als de
ketting beweegt.
LET OP
Gebruik nooit afgewerkte olie.
10.8 STARTGROEP
Houd de koelspleten van het carter van de startgroep vrij en schoon met een kwast of
perslucht.
10.9 MOTOR
Maak regelmatig de ribben van de cilinder schoon met een kwast of perslucht. Ophoping van
vuil op de cilinder kan oververhitting tot gevolg hebben die schadelijk is voor de werking van
de motor.
NL
33