9.4
CONTROLE VAN DE WERKING VAN DE REM
Wanneer het apparaat voor elke werkzaamheid wordt gecontroleerd, moet de werking van de
rem op de volgende punten worden gecontroleerd:
1. Start de motor en pak de handgrepen stevig met twee handen vast.
2. Trek aan de gashendel om de ketting in beweging te zetten, duw de remhendel naar voren
met de rug van de linkerhand (Fig. 11).
3. Wanneer de rem werkt, stopt de ketting onmiddellijk; laat de gashendel los.
4. Schakel de rem uit (Fig. 3).
9.5
ONDERHOUD VAN DE REM
Houd het mechanisme van de kettingrem altijd schoon en smeer de hendels. Controleer de
remband op slijtage. De minimale dikte moet 0,30 mm zijn.
9.6
WERKEN MET SNOEIKETTINGZAGEN MET EEN TOUW EN EEN GORDELHARNAS
In dit hoofdstuk worden enkele werkprocedures beschreven om het risico op letsel met
snoeikettingzagen te verkleinen wanneer op hoogte wordt gewerkt met een touw en een
gordelharnas. Deze informatie bestaat uit basisrichtlijnen, die geen vervanging zijn van een
officiële opleiding die de bediener verplicht moet ontvangen. Nationale wetten en voorschriften
moeten altijd worden nageleefd.
Algemene eisen voor het werken op hoogte
De bedieners van snoeikettingzagen die op hoogte werken met behulp van een touw en een
gordelharnas werken nooit alleen. Ze moeten worden bijgestaan door een bediener op de
grond die een opleiding over de juiste noodprocedures heeft gevolgd.
Het is noodzakelijk dat bedieners van snoeimotorzagen een algemene opleiding in veilige
klimtechnieken en werkhoudingen voor dit werk hebben genoten, en naar behoren zijn
uitgerust met harnassen, touwen, platte riemen met eindlussen, karabijnhaken en andere
uitrustingen om een stevige positie te hebben en de kettingzaag vast te houden in veilige
werkposities.
Voorbereiding voordat de kettingzaag in een boom wordt gebruikt
De kettingzaag moet zijn gecontroleerd, van brandstof worden voorzien, worden gestart en
voorverwarmd door de bediener op de grond, en daarna worden uitgeschakeld, voordat hij aan
de bediener in de boom wordt gegeven. De kettingzaag moet met een platte riem voor
aansluiting op het gordelharnas van de bediener worden bevestigd (A, Fig. 15):
a. bevestig de platte riem aan het bevestigingspunt aan de achterkant van de kettingzaag
(Fig. 18);
b. zorg voor geschikte karabijnhaken waarmee de kettingzaag indirect (d. w. z. met de platte
riem) en direct (d. w. z. aan het bevestigingspunt van de kettingzaag) op het gordelharnas
van de bediener kan worden aangesloten;
c. zorg ervoor dat de kettingzaag veilig is aangesloten wanneer hij aan de bediener wordt
gegeven;
NL
25