MiniSpir
Oximetriemetingen kunnen onnauwkeurig zijn in aanwezigheid van veel omgevingslicht. Scherm de sensorzone indien
nodig af (bijvoorbeeld met een heelkundige doek).
WAARSCHUWING
Kleurstoffen die in de bloedbaan worden ingebracht, zoals methyleenblauw, indocyaninegroen, indigokarmijn,
patentblauw V (PBV) en fluoresceïne kunnen de nauwkeurigheid van de oximetriemeting negatief beïnvloeden.
Condities die de bloedstroming beperken, zoals het gebruik van een bloeddrukmeter of een apparaat voor systemische
vaatweerstand, kunnen nauwkeurige hartslag- en SpO2-metingen onmogelijk maken.
Verwijder nagellak en/of valse nagels voordat u SpO2-sensoren aanbrengt. Die kunnen allebei onnauwkeurige
oximetriemeting veroorzaken.
Aanzienlijke niveaus van dysfunctionele hemoglobine, zoals carboxyhemoglobine of methemoglobine, kunnen de
nauwkeurigheid van de oximetriemeting negatief beïnvloeden.
Optische overspraak kan optreden wanneer twee of meer sensoren dicht bij elkaar worden geplaatst. Optische
overspraak kan de nauwkeurigheid van de oximetriemetingen negatief beïnvloeden. Het gevaar kan geëlimineerd worden
door elke plaats met mat materiaal te bedekken.
Obstructies of vuil op de zender van de sensor en/of de detector kunnen een defect van de sensor of onnauwkeurige
metingen veroorzaken. Zorg ervoor dat er geen obstructies zijn en dat de sensor schoon is.
Behandelingen in een autoclaaf of sterilisatie met ethyleenoxide kunnen schade aan de sensor veroorzaken. Probeer
niet om de sensor te steriliseren.
Maak de sensor los van de MiniSpir voordat u die gaat reinigen of ontsmetten, om schade aan de sensor of het apparaat
te vermijden, en om gevaren voor de veiligheid van de gebruiker te voorkomen.
1.2.5
USB-verbindingskabel
Onjuist gebruik of aanbrengen van de USB-kabel kan onnauwkeurige metingen opleveren, die zeer onnauwkeurige waarden van
de conditie van de patiënt laten zien. Inspecteer elke kabel zorgvuldig vóór gebruik.
Geen kabels gebruiken die beschadigd lijken of zijn. Neem contact op met uw plaatselijke verdeler als een nieuwe kabel nodig is.
Gebruik alleen kabels geleverd door MIR, die speciaal ontworpen zijn om met de MiniSpir te worden gebruikt. Het gebruik van
andere soorten kabels kan leiden tot onnauwkeurige metingen.
1.2.6
Apparaat
WAARSCHUWING
De onderhoudsinterventies die in deze handleiding beschreven staan, moeten tot op de letter worden uitgevoerd. Als u
deze instructies niet opvolgt, kan dit meetfouten en/of een onjuiste testinterpretatie tot gevolg hebben.
Wijzigingen, afstellingen, reparaties of herconfiguratie moeten worden uitgevoerd door de fabrikant of door personeel
dat hiertoe toestemming werd verleend door de fabrikant. Probeer nooit om zelf te repareren in geval er zich problemen
voordoen. De instelling van configureerbare parameters mag alleen door gekwalificeerd personeel worden uitgevoerd.
Een onjuiste instelling van de parameters brengt de patiênt echter niet in gevaar.
Om de veiligheid van het systeem te behouden zoals vereist in de norm IEC 60601-1 wanneer het met andere apparaten
wordt verbonden, is het noodzakelijk om uitsluitend apparaten te gebruiken die aan de veiligheidsregels beantwoorden.
Dit betekent dat de pc verbonden met de MiniSpir, aan de norm IEC 60601-1 moet beantwoorden.
Indien de pc die met de MiniSpir is verbonden wordt gebruikt in de zone waarin de patiënt zich bevindt, dan moet de pc
beantwoorden aan de norm EN 60601-1 (ref. Norm EN 60601-1).
Voor de afdanking van de MiniSpir, de accessoires, plastic materialen voor eenmalig gebruik (mondstukken), lag men
alleen geschikte containers gebruiken ofwel al deze delen terugbrengen naar de verkoper van het instrument of naar een
recyclagecentrum. Volg alle toepasselijke plaatselijke voorschriften.
Indien een van deze regels niet wordt nageleefd, dan wijst MIR alle verantwoordelijkheid af voor rechtstreekse of
onrechtstreekse schade, ongeacht hoe die is veroorzaakt.
1.2.7
Waarschuwingen voor gebruik in elektromagnetische omgevingen
Door het toenemende aantal elektronische apparaten in de omgeving (computers, draadloze telefoons, mobiele telefoons
enz.) kunnen medische apparaten last hebben van elektromagnetische interferentie veroorzaakt door andere apparatuur.
Dergelijke elektromagnetische interferentie kan storingen in het medische apparaat veroorzaken, bijvoorbeeld een lagere
meetnauwkeurigheid dan opgegeven, en een mogelijk gevaarlijke situatie veroorzaken.
De MiniSpir beantwoordt aan de norm EN 60601-1-2:2015 met betrekking tot elektromagnetische compatibiliteit (EMC
voor elektrische medische apparaten), zowel wat immuniteit als emissies betreft.
Voor een correcte werking van het apparaat mag u de MiniSpir echter niet gebruiken in de buurt van andere apparaten
(computers, draadloze telefoons, mobiele telefoons enz.) die sterke magnetische velden opwekken. Houd deze apparaten
op minstens 30 centimeter afstand. Wanneer gebruik op kortere afstanden nodig is, dienen de MiniSpir en de andere
apparaten in de gaten te worden gehouden om na te gaan of ze normaal functioneren.
Gebruik het instrument niet in aanwezigheid van MRI-apparatuur dat een geïnduceerde stroom in de sensor kan
opwekken om oximetrie te meten, wat de patiënt kan verwonden.
Opmerking: De emissie-eigenschappen van deze apparatuur maken het geschikt voor gebruik in industriële zones en
ziekenhuizen (IEC/CISPR 11 klasse A). Als het in een woonomgeving wordt gebruikt (waarvoor normaal IEC/CISPR 11
klasse B vereist is), dan kan deze apparatuur niet voldoende bescherming bieden tegen communicatiediensten met
MINISPIR
Gebruikershandleiding
Rev 2.0
pagina 7 van 19
Gebruikershandleiding