MiniSpir
Overeenkomstig de publicatie "Gestandaardiseerde test van de longfunctie" van de European Respiratory Society (Vol 6,
Supplement 16, maart 1993), bedraagt de temperatuur van de lucht die via de mond wordt uitgeademd ongeveer 33/34 °C.
De uitgeademde stroom en volume, om te zetten naar BTPS-condities (37 °C), moet met 2,6% worden vermeerderd - dit
is afgeleid van de BTPS-factor van 1,026 bij een temperatuur van 33 °C, die een correctie van 2,6% inhoudt. In de praktijk
is de BTPS-factor voor de uitgeademde stroom en volumes daarom constant en gelijk aan 1,026.
Voor de ingeademde volumes en stromen hangt de BTPS-factor af van de omgevingstemperatuur, omdat de ingeademde
lucht op omgevingstemperatuur is.
Bijvoorbeeld bij een omgevingstemperatuur van 20°C met 50% relatieve vochtigheid is de BTPS-factor 1,102, een
correctie van +10,2%.
De correctie van de ingeademde volumes en stromen wordt automatisch uitgevoerd omdat de machine een interne
temperatuursensor heeft. De BTPS-waarden worden aldus berekend.
Als een 3L-spuit wordt gebruikt om de kalibratie te doen en als de MiniSpir correct gekalibreerd is, dan is de FVC-waarde
(spuit):
3,00 (FVC) x 1,026 (BTPS) = 3,08 L (FVC op BTPS).
Als de omgevingstemperatuur 20 °C is, dan is de FIVC-waarde (spuit):
3,00 (FIVC) x 1,102 (BTPS) = 3,31 L (FIVC op BTPS).
De gebruiker moet er rekening mee houden dat het volume van de spuit getoond door de machine naar BTPS-condities
is omgezet, zodat de "toename" van de resultaten wat de verwachte waarden betreft geen fout vormt.
Als de kalibratieprocedure bijvoorbeeld met volgende gemeten gegevens is uitgevoerd:
FVC = 3,08 L en FIVC = 3,31 L bij een omgevingstemperatuur van 20 °C, dan wordt de resulterende correctiefactor:
Dit vormt geen fout, maar is een logisch gevolg van de hierboven toegelichte uitleg.
1.2.3
Mondstuk
Mondstukken voor eenmalig gebruik die bij het apparaat meegeleverd zijn, dienen alleen als richtlijn voor het juiste type en de
juiste afmetingen van het mondstuk dat voor dit apparaat is vereist, ze zijn schoon maar niet steriel. Om geschikte mondstukken
te kopen, gewoonlijk ofwel van papier of van plastic, maar in ieder geval voor eenmalig gebruik, raden wij aan om contact op te
nemen met uw plaatselijke verdeler die de spirometer leverde.
WAARSCHUWING
Het gebruik van een mondstuk vervaardigd uit ongeschikt materiaal kan de biologische compatibiliteit wijzigen en kan
een onjuiste werking van het apparaat veroorzaken, en levert aldus onjuiste testresultaten op en doet ongemakken voor
de patiënt ontstaan.
De gebruiker draagt de verantwoordelijkheid om het juiste type mondstukken voor het apparaat aan te schaffen. Er is een standaardtype
vereist met een buitendiameter van 30 mm, deze worden gewoonlijk gebruik en zijn in het algemeen makkelijk te verkrijgen.
Om contaminatie van de omgeving veroorzaakt door het wegwerpen van gebruikte mondstukken te voorkomen, moet de
gebruiker alle relevante lokale regelgevingen volgen die van kracht zijn.
1.2.4
Oximetriesensor
De inbegrepen sensor code 919024_INV en de volgende oximetriesensoren kunnen met de MiniSpir worden gebruikt:
Fabrikant
Envitec
Envitec
Envitec
BCI
Met uitzondering van de sensor MIR-code 919020, die een MIR-connector met oranje pijl heeft, vereisen deze sensoren het
gebruik van een verlengkabel om correct met het apparaat verbonden te zijn. De beschikbare verlengkabels zijn:
code 919200_INV
1,5 m lang
code 919210_INV
0,5 m lang
Langdurig gebruik en/of de conditie van de patiënt kunnen het nodig maken om de plaats van de sensor regelmatig te veranderen.
Verander de plaats van de sensor minstens elke 4 uur en controleer of de huid intact is, de circulatiestatus en de correcte uitlijning.
WAARSCHUWING
Onjuist aangebrachte sensoren of beschadigde kabels kunnen onnauwkeurige metingen veroorzaken. Het gebruik van
een beschadigde sensor kan onnauwkeurige metingen veroorzaken, wat verwondingen of de dood van de patiënt tot
gevolg kan hebben. Inspecteer elke sensor vóór gebruik.
Een sensor niet gebruiken als die beschadigd lijkt. Gebruik een andere sensor of neem contact op met uw bevoegde
reparatiecentrum voor assistentie.
Gebruik alleen MIR-sensoren die meegeleverd zijn met of specifiek bedoeld zijn voor gebruik met de MiniSpir. Gebruik
van sensoren die niet bedoeld zijn voor gebruik met de MiniSpir, kan onnauwkeurige metingen veroorzaken.
UITADEMING
INADEMING
Code
Beschrijving
RS-3222-12
Herbruikbare kleine zachte sensor (pediatrie)
RM-3222-12
Herbruikbare medium zachte sensor (volwassenen)
R-3222-12
Herbruikbare grote zachte sensor (volwassenen)
3044
Herbruikbare harde vingersensor (volwassenen)
MINISPIR
Gebruikershandleiding
0,00%
0,00%
Rev 2.0
pagina 6 van 19
Gebruikershandleiding
MIR-code
939006
939007
939008
919020