OPMERKING
Voor de waarden in de
bovenstaande tabellen wordt
aangenomen dat zij gelijktijdig
optreden.
ID3064
Figuur 10: Toegestane krachten
OPMERKING
Monteer pompen die niet zelfstandig
stevig of stabiel kunnen staan op
een stevige en stabiele ondergrond.
OPMERKING
Zet de pomp op de plaatst met
de kleinste kans op
geluidsoverlast.
1.
Plaats en installeer de pomp op een vlak, stabiel
oppervlak in een droge en vorstvrije ruimte.
2.
Zorg dat voldoende lucht de koelventilator van
de motor kan bereiken. Hiervoor moet de vrije
ruimte boven de koelventilator minstens ¼ van
de diameter van de luchtinlaat van de
ventilatorkap bedragen.
3.
Installeer de pomp met tegenflenzen. Voor
pompen met niet-genormaliseerde aansluitingen
worden tegenflenzen apart meegeleverd.
4.
Aanbevolen wordt om een klep op de toevoer-
en op de persaansluiting van de pomp te
installeren.
5.
Installeer een terugslagklep om te voorkomen
dat medium bij een stilstaande pomp
terugstroomt.
6.
Zorg dat de inlaat van de pomp nooit verstopt
raakt.
7.1.1
Indicatoren
ID3078
Figuur 11: Pompindicatoren
De
pijl
(Z)
op
de
stromingsrichting van de vloeistof aan. De pijl (Y) op
het kopstuk geeft de draairichting van de motor aan.
7.1.2
Omloopleiding installeren
Installeer een omloopleiding als de pomp tegen een
gesloten systeem werkt. De vereiste capaciteit van
de omloopleiding is minimaal 10 % van de optimale
volumestroom. Bij hoge bedrijfstemperaturen is een
hogere volumestroom nodig. Zie de tabel 'Minimale
volumestromen' in de paragraaf 'Werkbereik' en fig.
5: Minimumcapaciteit vs. temperatuur (als een
percentage van Q optimaal).
7.2
Een motor op de pomp
monteren
OPMERKING
Aangeraden wordt om een speciaal
ontworpen Duijvelaar Pompen-motor te
gebruiken.Duijvelaar Pompen Neem
voordat u een motor van een ander
merk/standaard IEC-norm installeert
contact op met Duijvelaar Pompen om
de bruikbaarheid hiervan te beoordelen.
pompvoet
geeft
de
23