De roterende waaier verlaagt de druk bij de inlaat van
de waaier. Deze drukverlaging creëert een stroming
door de zuigaansluiting (A). Iedere trap (B) bestaat uit
een waaier en een leidapparaat. De grootte van de
doorgang van de trap bepaalt de capaciteit van de
pomp. De diameter van de waaier bepaalt de druk
van de trap. Dankzij de modulaire bouw is het
mogelijk het voor het vereiste werkpunt meest
geschikte aantal waaiers te kiezen. Nadat het
medium de laatste waaier heeft verlaten, stroomt het
tussen de pomptrappen en de buitenmantel (C) en
verlaat de pomp bij de persaansluiting (D).
5.6
Meten, aftappen en
ontluchten
De pomp is voorzien van pluggen voor meten,
aftappen en ontluchten.
Aansluiting (E) dient voor het aftappen van het
inlaatdeel van de pomp of voor het meten van de
inlaat/zuigdruk met behulp van een G ¼-aansluiting.
Aansluiting (F) dient voor het aftappen van het
uitlaatdeel van de pomp of voor het meten van de
persdruk met behulp van een G ¼-aansluiting.
Aansluitingen (G) dienen voor het ontluchten van het
pompsysteem als de pomp niet in werking is of voor
het meten van de persdruk van de pomp met behulp
van een G 3/8-aansluiting.
5.7
Modulaire keuze
Voor optimale overeenstemming met de toepassing
wordt de pomp samengesteld uit op basis van hun
specificaties geselecteerde modules.
Pomptype
Omgevingstemperatuur [°C]
Minimuminlaatdruk
Viscositeit [cSt]
3
Dichtheid [kg/m
]
Koeling
Minimumfrequentie [Hz]
14
Maximumfrequentie [Hz]
Maximumaantal starten
Geluidsemissie
Toegestane afmeting van ver-
pompte deeltjes
Bron 20210029-A
1.
Voorkom bevriezing van de pomp.
DPV
-20 tot 40
3
NPSH
+ 1m
vereist
1-100
1000-2500
geforceerde motor-
koeling
30
60
zie het informatie-
blad van de motor
5 µm tot 1 mm
De basismodules zijn:
•
Basispompmodel. Definieert de capaciteit en
opvoerhoogte, het basismateriaal en de
toegestane druk- en temperatuurwaarden.
•
Aansluitingen. Definieert de aansluitmaat,
drukklasse en toegestane temperaturen.
•
Afdichtingen. Definieert het materiaal van de
elastomeren, het type asafdichting en de
toegestane druk- en temperatuurwaarden.
•
Elektromotor. Definieert alle eisen voor de
motor, zoals maat, vermogen,
voedingsspanning, frequentie en mogelijke
motoraccessoires.
5.8
Werkbereik
Het werkbereik is afhankelijk van het basisontwerp
van de hydrauliek, het type aansluiting en de
afdichtingen. De module in de pomp met de strengste
specificatie bepaalt de toegestane druk en
temperatuur van het medium in de pomp. Voor
pompen met ATEX-markering (explosieveiligheid) die
in explosiegevaarlijke omgevingen worden gebruikt,
geldt een extra beperking met betrekking tot de
temperatuur van het medium (zie 5.9:
Explosieveiligheid). De algemene bedrijfsspecificaties
kunnen als volgt worden samengevat:
Tabel 6: Algemene specificatie van het werkbereik
DPLHS
+4 tot 40
Niet caviterend
4
1
4
1000
De ruimte boven de motorkoelvin moet minimaal gelijk zijn
aan ¼ van de diameter van de motorkoelvininlaat om vol-
doende luchttoevoer te verkrijgen
10
60
zie het informatieblad van de motor
-
-
Op
mer
king
12
5
2
6
7
8