een droogloopbeveiliging die de pomp in geval
van een storing stopt (en die aan de benodigde
ATEX-eisen voldoet).
•
Cavitatie bij de eerste waaier kan de pomp
beschadigen. Werk niet met de pomp met een
lagere inlaatdruk dan aangegeven in de NPSH-
eisen. Zie 5.8: Werkbereik en de technische
documentatie.
•
Verkeerde afstelling van de koppeling kan leiden
tot schuring/wrijving tussen onderdelen van de
pomp. Laat de montage en afstelling van de
koppeling uitvoeren door een gecertificeerde
monteur van de leverancier van de pomp.
•
Verkeerde afstelling van de mechanische
asafdichtingsconstructie kan tot schuring/
wrijving tussen onderdelen leiden. Laat de
montage en afstelling van de cartridge seal of
easy access seal aan een gecertificeerde
monteur van de leverancier van de pomp over.
•
Bescherm de pomp tegen beschadiging van
buitenaf.
•
Controleer of de koppelingsbeschermplaten
(positie 681) en/of de buitenbeschermplaten
(positie 680) zijn gemonteerd (indien van
toepassing). Zie tabel 13: ATEX-
buitenbeschermplaten en
koppelingsbeschermplaten in het ATEX DPV/
DPLHS6 pompassortiment. Laat als de
koppelingsbeschermplaat (opnieuw) moet
worden gemonteerd dit door een gecertificeerde
monteur van de leverancier van de pomp
uitvoeren.
Tabel 13: ATEX-buitenbeschermplaten en
koppelingsbeschermplaten in het ATEX DPV/
DPLHS6 pompassortiment
DPV assortiment (B-generatie)
Figuur 7: Koppelingsbeschermplaten
gecombineerd met ATEX-
buitenbeschermplaten
DPV assortiment (B-generatie)
Figuur 8: Koppelingsbeschermplaten
zonder ATEX-buitenbeschermplaten
(bouten uitgelijnd met de pompas)
DPLHS6
Figuur 9: Koppelingsbeschermplaten
zonder ATEX-buitenbeschermplaten
•
Zorg dat uitsluitend media worden verpompt die
geschikt zijn voor de in de pomp toegepaste
afdichtingen en elastomeren (zie technische
documentatie).
•
Controleer of de ATEX-markering
(explosieveiligheid) van de elektrische tot de
juiste apparatuurgroep behoort: Groep II
('omgevingen met aanwezigheid van explosief
gas anders dan mijnen').
•
Onderzoek regelmatig de toestand van de lagers
in de motor en/of het axiaallagerhuis om schade
aan de loopvlakken van de lagers/
wentellichamen op te sporen (bijvoorbeeld door
middel van trillingsmetingen). Werk niet langer
met de pomp zodra u schade aan een lager van
een wentellichaam ontdekt.
•
Als de motor of het axiaallagerhuis met een
smeernippel (motorvermogen >7,5 kW) is
uitgerust, kan het axiaal belaste lager worden
gesmeerd. Juiste smering is belangrijk om hoge
temperaturen in het lager te voorkomen.
19