15.
Monteer de borgring (A).
16.
Plaats de rotor (A). De rotor wordt met een
losse passing op de lagers geplaatst. Druk de
rotor op de naaf tot deze op de borgring
vastklikt.
17.
Legt de slangpomp op zijn zijkant op twee
blokken, zoals in de afbeelding.
18.
Plaats de moeren (B) en ringen (C) op de
pompaandrijving (A). Zorg dat de koppeling en
de rotor in de juiste richting zijn geplaatst, zodat
ze op elkaar passen. Draai aan met het
aangegeven aanhaalmoment. Zie § 11.1.6.
19.
Zet de slangpomp rechtop op de steun.
20.
Plaats het deksel (B) terug. Controleer of de
acht bouten (A) terug zijn geplaatst en of ze in
de juiste volgorde diagonaal tegenover elkaar
worden aangehaald. Zie § 11.1.6.
21.
Schakel de spanningstoevoer naar de pomp in.
22.
Breng de (nieuwe) pompslang aan. Zie § 8.5.3.
ONDERHOUD
A
A
B
A
A
B
C
47