Systeeminstellingen
Wanneer de cursor voor de instelling van uit-tijd
aan het linkeruiteinde is geplaatst en de cursor
voor de instelling van aan-tijd op het rechteruit-
einde is geplaatst, is de beschikbare tijd voor de
dimmer 0 uur.
Wanneer de cursor voor de instelling van aan-tijd
aan het linkeruiteinde is geplaatst en de cursor
voor de instelling van uit-tijd op het rechteruit-
einde is geplaatst, is de beschikbare tijd voor de
dimmer 24 uur.
De tijdweergave van de afstelbalk voor
de dimmerduur is afhankelijk van de
klokweergave-instelling.
De datum en tijd instellen op bladzijde 54
Het beeld instellen
U kunt het beeld aanpassen voor iedere bron en de
achteruitkijkcamera.
BELANGRIJK
Omwille van veiligheidsredenen, mag u sommige van deze
functies niet gebruiken terwijl het voertuig in beweging
is. Om deze functies in te schakelen, moet u eerst op een
veilige plaats stoppen en de handrem aantrekken. Raadpleeg
Belangrijke informatie voor de gebruiker (een afzonderlijke
handleiding).
1 Geef het scherm weer dat u wilt instellen.
2 Geef het scherm "Systeem" weer.
Het instellingsscherm "Systeem" weergeven op bladzijde
41
3 Raak [Beeld aanpassen] aan.
4 Raak het item aan om de aan te passen functie
te selecteren.
●
Helderheid:
Intensiteit van de zwartweergave instellen. (–24 tot +24)
●
Contrast:
Contrast instellen. (–24 tot +24)
●
Kleur:
Kleurintensiteit instellen. (–24 tot +24)
●
Tint:
De kleurtoon aanpassen (instellen welke kleur wordt bena-
drukt, rood of groen). (–24 tot +24)
●
Dimmer:
De helderheid van het beeldscherm aanpassen. (+1 tot +48)
●
Temperatuur:
De kleurtemperatuur aanpassen. Hiermee kunt u de witba-
lans verbeteren. (–3 tot +3)
Bij sommige beelden kunt u Tint en Kleur niet
aanpassen.
Wanneer u [Achteruitzicht] aanraakt, verandert
de modus naar de geselecteerde cameramodus.
Door [Bron], [Navi] of [Apps] aan te raken, kunt u
terugkeren naar de geselecteerde modus.
5 Raak
,
,
,
aan om aan te passen.
De aanpassingen van "Helderheid", "Contrast"
en "Dimmer" worden afzonderlijk opgeslagen
wanneer de koplampen van uw voertuig uit zijn
(overdag) en aan zijn ('s nachts).
"Helderheid" en "Contrast" worden automatisch
geschakeld, afhankelijk van het feit of de koplam-
pen van het voertuig aan of uit zijn.
"Dimmer" kan worden gebruikt voor het wijzi-
gen van de instelling of de tijd om in of uit te
schakelen.
De dimmer instellen op bladzijde 42
Het kan zijn dat beeldinstelling niet mogelijk is bij
sommige achteruitkijkcamera's.
De inhoud van de instellingen kan afzonderlijk
worden onthouden.
De firmwareversie weergeven
1 Geef het scherm "Systeem" weer.
Het instellingsscherm "Systeem" weergeven op bladzijde
41
2 Tip [Systeeminformatie] aan.
3 Raak [Firmware Informatie] aan.
Het scherm "Firmware Informatie" wordt weergegeven.
De firmware bijwerken
BELANGRIJK
●
Het USB-geheugenapparaat voor het bijwerken mag alleen
het juiste updatebestand bevatten.
●
Schakel dit product nooit uit en koppel het USB-geheu-
genapparaat nooit los terwijl de firmware wordt bijgewerkt.
●
De firmware kan alleen bijgewerkt worden wanneer het
voertuig stilstaat en de handrem is aangetrokken.
1 Download de bestanden voor het bijwerken van
de firmware.
2 Sluit een leeg (geformatteerd) USB-
geheugenapparaat aan op de computer, zoek
dan het juiste updatebestand en kopieer het
naar het USB-geheugenapparaat.
3 Sluit het USB-geheugenapparaat op dit pro-
duct aan.
4 Schakel de bron uit.
Bron op het AV-bronselectiescherm op bladzijde 10
5 Geef het scherm "Systeem" weer.
Het instellingsscherm "Systeem" weergeven op bladzijde
41
6 Tip [Systeeminformatie] aan.
7 Raak [Firmware Update] aan.
8 Raak [Verdergaan] aan om de gegevensover-
drachtmodus weer te geven.
p Volg de aanwijzingen op het scherm om het bijwerken van de
firmware te voltooien.
p Wanneer het bijwerken van de firmware is geslaagd, wordt
het product automatisch gereset.
p Als een foutbericht wordt weergegeven op het scherm, raakt
u het beeldscherm aan en voert u de bovenstaande stappen
opnieuw uit.
43