De maximale verminderde waarde en de maximale waterwaarde treden niet altijd op bij
dezelfde bedrijfsomstandigheden; daarom zijn de gerapporteerde maximale waterwaarde en
verminderde waarde mogelijk niet verbonden door de formule voor in situ (verminderd). Een
voorbeeld: een array-transducer voor meerdere zones die maximale waterwaarde-intensiteiten
heeft in de diepste zones, maar ook de kleinste verminderde factor in die zone. Dezelfde
transducer kan de grootste verminderde intensiteit hebben in een van de ondiepste
brandpuntzones.
Weefselmodellen en apparatuuronderzoek
Weefselmodellen zijn nodig om verzwakking en akoestische blootstellingsniveaus in situ te
schatten op basis van metingen van akoestisch vermogen in water. Momenteel kunnen
beschikbare modellen beperkt zijn qua nauwkeurigheid vanwege verschillende weefselpaden
tijdens diagnostische blootstelling aan ultrageluid en onzekerheden in de akoestische
eigenschappen van zachte weefsels. Er is niet één weefselmodel dat geschikt is voor het
voorspellen van blootstellingen in alle metingen die worden gedaan in water en doorlopende
verbetering en verificatie van deze modellen is nodig voor het beoordelen van blootstellingen
voor specifieke onderzoekstypen.
Doorgaans wordt een homogeen weefselmodel met een verzwakkingscoëfficiënt van 0,3 dB/
cm MHz over het gehele pad van de bundel gebruikt bij het schatten van blootstellingsniveaus.
Het model is gematigd omdat de akoestische in situ blootstelling wordt overschat als het pad
tussen de transducer en het interessegebied volledig uit zacht weefsel bestaat. Als het pad
significante hoeveelheden vloeistof bevat, zoals bij veel zwangerschappen in het eerste en
tweede trimester die transabdominaal worden gescand, kunnen bij dit model de akoestische
in situ blootstellingen worden onderschat. De mate van onderschatting is afhankelijk van elke
specifieke situatie.
Weefselmodellen met vaste paden, waarbij de dikte van zacht weefsel constant wordt
gehouden, worden soms gebruikt om akoestische in situ blootstellingen te schatten als het pad
van de bundel langer is dan 3 cm en grotendeels uit vloeistof bestaat. Als dit model wordt
gebruikt om de maximale blootstelling van de foetus te schatten tijdens transabdominale scans,
kan een waarde van 1 dB/cm MHz worden gebruikt tijdens alle trimesters.
Bij bestaande weefselmodellen die zijn gebaseerd op lineaire voortplanting, kunnen
akoestische blootstellingen worden onderschat omdat er niet-lineaire vervorming van bundels
in water aanwezig is tijdens de meting van het vermogen.
De maximale niveaus van het akoestische vermogen van diagnostische ultrasone apparaten
strekken zich uit over een brede reeks waarden:
• Een onderzoek van modellen 1990-apparatuur heeft MI-waarden opgeleverd tussen 0,1 en
1,0 bij de hoogste vermogensinstellingen. Voor huidige beschikbare apparatuur is bekend
dat er maximale MI-waarden van ongeveer 2,0 optreden. Maximale MI-waarden zijn
vergelijkbaar voor realtime 2D-beeldvorming en M Modebeeldvorming.
• Berekende schattingen van bovengrenzen voor temperatuurverhogingen tijdens
transabdominale scans zijn verkregen in een onderzoek van gepulseerde
Doppler-apparatuur uit 1988 en 1990. Het grootste deel van modellen leverde bovengrenzen
van minder dan 1 °C en 4 °C voor respectievelijk blootstellingen van foetaal weefsel in het
Hoofdstuk 6: Veiligheid
69