Het toestel is met een waarschuwings-
systeem uitgerust zodat de temperatuur
in de vrieszone niet ongemerkt kan
stijgen. Als de temperatuur in een te
warm temperatuurbereik komt, weer-
klinkt een waarschuwingssignaal. Tege-
lijkertijd knippert het
waarschuwingscontrolelampje.
De ingestelde temperatuur bepaalt
wanneer het toestel een temperatuur-
bereik als te warm herkent.
Het akoestische en optische signaal
wordt gegeven
– als bij het herschikken en uitnemen
van ingevroren levensmiddelen te
veel warme kamerlucht binnen-
stroomt;
– als u een grote hoeveelheid
levensmiddelen vers invriest;
– als er zich een lange stroomonder-
breking heeft voorgedaan.
Afhankelijk van de temperatuur con-
troleert u of de levensmiddelen gedeel-
telijk of volledig ontdooid zijn. Als dit
het geval is, verwerkt u de levensmid-
delen (koken of braden) voor u ze weer
invriest.
Waarschuwingssignaal
Waarschuwingssysteem
inschakelen
Het waarschuwingssysteem is altijd au-
tomatisch actief. Het moet niet extra
worden ingeschakeld.
Waarschuwingssignaal
vroegtijdig uitschakelen
Als de alarmtoestand beëindigd is,
gaat het waarschuwingscontrolelampje
uit en stopt het waarschuwingssignaal.
Als het waarschuwingssignaal u echter
stoort, kunt u het vroegtijdig uitscha-
kelen.
^ Druk op de uitschakeltoets voor het
waarschuwingssignaal.
Het waarschuwingssignaal wordt uit-
geschakeld. Het
waarschuwingscontrolelampje blijft
branden en gaat pas uit wanneer de
alarmtoestand beëindigd is. Het
waarschuwingssysteem is dan weer
gebruiksklaar.
17