Inhoudsopgave
Advertenties
na het aankoppelen van de onderste trekarmen de hefinrichting laten zakken en de
bovenste verbinding inhakken,
hydraulische leidingen van het werktuig met de contactdozen van de buitenhydrauliek van
de trekker verbinden.
Bij het afkoppelen van het werktuig moeten deze werkzaamheden in omgekeerde volgorde
uitgevoerd worden. Het afkoppelen van de stang van de snelkoppeling vindt plaats na het
lostrekken van linker en rechter veerhak.
6.3. Gereedmaken van het werktuig voor het werk.
De voorwaarde voor het correct uitgevoerde werk met het werktuig is de juiste instelling van
zijn werkeenheid.
De regulatie uitvoeren eerst na het verzetten van het werktuig van de transportpositie naar de
werkpositie.
6.3.1. Verzetten van het werktuig in de werkpositie.
Het verzetten van het werktuig van de transportpositie (zijarmen met de secties ingeklapt) en
omgekeerd werd uitgevoerd door de bediening van de hendel van hydraulische indeler in de
trekker.
NIET VERGETEN - Het heffen en zakken laten van de armen van de zijsecties moet
uitgevoerd worden na het zakken het werktuig naar de werkpositie en na het steunen van de
BELANGRIJK – Bij het uitklappen van de secties moet er bijzondere aandacht daaraan
besteedt worden, dat er in uitklapbereik van de armen geen mensen of dieren mogen bleven en
dat de bodem vlak moet zijn. De armen mogen uitgeklapt worden indien de trekker gestopt is,
de versnelling is ingeschakeld en de handrem aangetrokken.
6.3.2. Het instellen van de egalisatiebalk.
Het uitschuiven van de egalisatiebalken moet rekening
houden met de werkdiepte van de werktuigtanden. Tot de
regulatie van de uitschuiving van de balken dient de
combinatie van gaten op de ploegboom en op de houder
(1. fig. 8). Aanvullend kan de verkruimelende werking van
de balk ingesteld worden door te veranderen van zijn
neiging met behulp van twee gaten op het steunelement
(2). Bij het bevestigen van de ploegboom in de houders
mogen alleen originele pennen en borgklemmen gebruikt
worden. Zorg, dat alle segmenten van de balk op de
gehele breedte van het werktuig op dezelfde manier
afgesteld zouden zijn.
6.3.3. Instellen werkdiepte van de tanden.
De werkdiepte van de tanden van de secties wordt door het instellen van de steunwielenposite
ingesteld. Doordraaien van de regulatiespindel (3. fig. 8) veroorzaakt het opheffen of het
zakken van de steunwiel en respectievelijk het vergrootten en het verkleineren van de
werkdiepte van de tanden.
Voordat men met de regulatie begint, zorgen, dat het frame horizontaal staat. De neiging van
het frame naar voren of naar achteren kan tot verschillende werkdiepte van de tanden leiden.
Het nivelleren van het frame door het verlangen of verkorten van de bovenverbinding uitvoeren.
werkeenheden op de grond.
9
3
1
2
646-Io/I/98
Fig.8.
Advertenties
Inhoudsopgave
